donderdag 31 december 2015


Tussen kerst en oud & nieuw                                                       

Geen vlees en geen vis vind ik de periode tussen de kerstdagen en de jaarwisseling. Het lijkt wel een soort vacuüm in de tijd, een stilte voor de storm. Zijn het nou dagen om weer aan te sterken van een eet- en drinkwalhalla of is het een periode van reflectie?

Niet dat ik me ooit verloren heb in alles wat vooral de commercie bedoelt met kerstmis. Eigenlijk ben ik een beetje blijven steken in de beleving van dit feest, zoals me dat ooit is ingegeven door mijn ouders, in het bijzonder door mijn moeder. Zij hield van eenvoud, zuiverheid en kalmte. Van doe-maar-gewoon. En ze hield totaal niet van verkwisting. Wel kon ze koken en bakken als de beste. Maar juist daardoor was het bij ons elk weekend bal.

Om te beginnen bakte ze iedere zaterdag drie zoete briochebroden. Eén daarvan mochten wij naar zomaar iemand brengen. De buurvrouw, de moeder van een vriendin, een aardige en behulpzame winkelier. Iemand die een opsteker nodig had, of iemand van wie mijn moeder weer eens een leuk brei- of borduurpatroon gekregen had. Ze pakte dat brood altijd in aluminiumfolie in. Daarna ging er een lint om en zo mochten we het gaan langsfietsen. Meestal werd ze heel hartelijk bedankt “voor de heerlijke cake”. Want zo smaakte haar brioche. Als verse cake. Zo rook het hele huis ook, overheerlijk – en het was er ovenwarm. En de eerste, nog lauwe snee brood smaakte alsof dat aloude engeltje op je tong “fietste”. Zó zei mijn moeder dat. Want ze was altijd uiterst beschaafd.

Alsof dat brood nog niet genoeg was, bakte ze ook elke zaterdag een taart. Niet telkens dezelfde, want ze had stapels recepten en hield van afwisseling. Ze kon ze werkelijk prachtig garneren en deed niet onder voor de banketbakker. Al vond ik ze niet allemaal lekker. Als kind hield ik niet van slagroom en niet van botercrème, maar des te meer van chocoladetaart. Mijn vriendinnen deden dat ook. Op zondag was het bij ons dus eigenlijk vaak een zoete inval, zelfs in de jaren dat mijn ouders het in financieel opzicht niet goed hadden. Juist omdat mijn handige en vaardige moeder de touwtjes aan elkaar kon knopen, bleef er altijd wat over voor iets extra’s. Mijn moeder bracht dagelijks in praktijk wat zij in de oorlog geleerd had: dankbaar te kijken naar wat je allemaal nog had en kon. Bij ons was het in feite elk weekend kerstmis.

Dat gevoel heb ik altijd vastgehouden en herbeleefd. Net als vroeger thuis branden er met kerstmis kaarsen en houden we het klein. Met een nachtmis of nachtdienst en daarna een ontbijt. Met aandacht voor anderen. Tot het opeens voorbij is en alleen die wonderlijke laatste dagen van het jaar nog overblijven. Dat vacuüm tussen wat was en wat nog komen zal. Met toch nog even een bezoekje hier of daar, een ritje naar Amsterdam of Den Haag, een boeiend telefoongesprek dat je al vele weken eerder had willen plegen. Je ruimt wat op, leest een boek, bekijkt eindelijk die film die al tijden geleden is opgenomen. Tot ten slotte de allerlaatste dag zich aandient. Je kijkt even terug, je blikt vooruit. Misschien met melancholie, misschien verwachtingsvol.

Vandaag is het zover. Neem je niet teveel voor, maar bak gewoon eens op de een of andere manier op zaterdagen zoete broodjes, doe er een lint om heen – met aandacht voor de ander. Om gelukkig te zijn hoef je niet altijd toeters en bellen te horen. De eenvoud klinkt meestal zo zuiver als het maar kan en smaakt eigenlijk naar méér. Laten we er met elkaar iets moois van maken. Alle goeds toegewenst!
  
2015 - Ins Blaue hinein - 2016
 
 

 

donderdag 10 december 2015


In de stilte na de storm van eind juni 2015                                                                            
 
Het was voorspeld, compleet met gevarencode. Maar ja, tegenwoordig geven ze die al af wanneer er heel misschien natte sneeuw of ijzel komt. Alsof óns dat onmiddellijk lam legt. Lam ligt alleen het treinverkeer dan, helaas te vaak ten onrechte. Dit jaar werd zelfs grootscheeps en bezorgd advies gegeven zodra er zicht was op een hittegolf, waar juist vrijwel iedereen handenwrijvend op zat te wachten, omdat het zomer en vakantie was. Dat Nederland het dus niet zo nauw neemt met die gevarencodering, kan ik me wel voorstellen. Het effect van het jongetje dat telkenmale schreeuwde dat er een wolf aankwam, zodat iedereen alles uit handen liet vallen en zijn huis invluchtte. Terwijl er niets engs was. Totdat hij opnieuw schreeuwde, niemand er meer op reageerde en het halve dorp werd opgevreten. Ach, wat schaamde het jongetje zich. Prachtig, dit soort volksvertellingen. Ze bevatten een waarheid als een koe.  

Toegegeven. Ook ik dacht dat het met die storm zo’n vaart vast niet zou lopen. Maar voor harde wind heb ik wél veel ontzag. Een stevige bries kan al zomaar een tak uit de bomen rukken. Aan regen heb ik daarbij een broertje dood. Dus: bijtijds deed ik die dag in juni de boodschappen. Wat een wonder is het tegenwoordig dat iemand mij met zekerheid kon geruststellen: “Pas om twaalf uur regent het, zegt Buienradar.” Inderdaad bleef het redelijk zonnig tot ik al mijn boodschappen in de fietstas had. En waarachtig: omstreeks half één werd het stil buiten en dreigend. Een enkele vogel vloog schreeuwend op. Het land lag klaar voor wat al snel de grote schoonmaak zou blijken te zijn. Nog vlug liet ik de hond uit, de eerste spetters vielen.

Snel verschanste ik mij op de bank, trakteerde mezelf op “In the name of the father”, een aangrijpende film over onrecht in de jaren ’70 toen the Irish Republic Army, een paramilitaire organisatie die geweld niet schuwde, regelmatig fel van zich liet horen. Binnen vielen er bommen en harde woorden, namen hippies het met het gezag niet nauw – met alle gevolgen van dien. Buiten bulderde de wind, vlogen toefjes bladeren tegen de ruiten, bogen de takken van de bomen diep door. Ook met mogelijke gevolgen? Toch maar even de auto naar achteren rijden. Stel, dat juist die ene dikke tak… precies bovenop het dak van ons net weer voor anderhalf duizend euro gerepareerde vehikel…? Onvergeeflijk! Een mens kan zelf ook schade voorkomen.

Met grote regelmaat rukte de brandweer uit. Toch reden ook nog automobilisten en fietsers langs. Die durfden! In de beschutte tuin viel het mee. Maar terwijl de hond even plaste, beluisterde ik het gejank van een motorzaag in de verte. Een wegversperring? Waar? Welke boom? Gauw naar binnen – zie je, voor storm dien je echt ontzag te hebben.

Toen was het opeens voorbij. In alle vroegte reden hond en ik de volgende dag naar het Berger Bos, liepen wij later rond in eigen buurt. De stilte de storm, zozo, dat viel niet mee. Soms was er sprake van geluk hebben, soms niet. Soms was er sprake van slecht onderhoud, mede door verkeerde zuinigheid – oude abelen zijn schapen in wolfskleren en schietwilgen kunnen boomdikke takken laten vallen, die nooit zo geworden waren, als men ze in toom had weten te houden tot knotwilgen, door ze regelmatig van jongs af aan oer-Hollands te knotten. Geleerd van boeren uit de Alblasserwaard. Afijn. Deze gedachten hoorden ook bij de stilte na de storm.

Maar vooral bejubelde ik telkens weer onze mannen van stavast, die wegen vrij hebben gemaakt, bomen verzaagden, benarde situaties hebben voorkomen, soms met gevaar voor eigen leven. Die nu en straks weer alle rotzooi moeten opruimen, die onmiddellijk dreigende situaties reeds hebben verholpen door op voorhand scheefgeblazen bomen om te zagen, takken bijeen te leggen, wegen en paden vrij te maken. Hulde, mannen héél véél hulde. Waar zouden we zijn zonder jullie? Een leuke gedachte voor de komende winterstormen?
 
 

 

Balanceren tussen vreugde en verdriet                                               

Sinds enige jaren schrijf ik eens per maand een column in het Bergens Nieuwsblad. Zo ook eind september en ik realiseerde me dat dit stukje dan terecht zou komen in de editie van 30 september. Een datum die in mijn geheugen gegrift staat. Niet vanwege grote vreugde. Ik weet nog precies wat ik deed toen het indringende nieuws mij in de vroege erop volgende ochtend bereikte, zoals ik nooit zal vergeten waar ik was op 22 november 1963 – de moord op president Kennedy – en op “9 / 11”, de dag waarop onder meer een verschrikkelijke aanslag gepleegd werd op het World Trade Center, de Twin Towers in New York. Door wat er op 30 september 2010 gebeurde, ontplofte er in mij een bom en de rust keerde lange tijd niet meer terug. Op die al wat herfstige avond verongelukte de jongste zoon van dierbare vrienden. Sindsdien staan wij met zijn ouders, zus en broer, familie, vrienden en vriendinnen elk jaar stil bij deze dag, of liever: bij zijn korte en blijkbaar zo betekenisvolle leven. Want iedereen is er, die avond. In je herinneringen ontmoet je hem weer. En omdat hij deel uitmaakte van de gemeente Bergen, op de “Teun de Jager” zat en daarna jarenlang leerling was op de BSG, een periode die hij net met succes had afgerond, moeten veel van zijn leeftijdgenoten, hun ouders en leraren uit onze gemeente hem gekend hebben. Daarom kon en wilde ik niet aan hem voorbij gaan in deze column en wilde ik samen met u stilstaan bij zijn leven en bij het feit dat zijn plotselinge dood ons telkens weer laat zien hoe zinvol en waardevol zijn leven was en het leven sowieso is. Hoe deze ramp ons heeft verbonden en dat ik denk dat hij dat mooi gevonden zou hebben en een beetje verbazingwekkend.

Toevallig viel tijdens opruimwerk deze week mijn blik op een prachtige, toepasselijke uitspraak van de profeet Khalil Gibran, een in Libanon geboren Arabier die het grootste deel van zijn werkzame leven doorbracht in de VS. Hij is bekend in zowel de Westerse als ook in de Arabische wereld. Daar zien ze hem als een vrije denker en schrijver, een van de weinige mannen van zijn tijd die schreef met een liefde voor de verschillen tussen mensen van allerlei volkeren. Zijn werk is toegankelijk voor zowel religieuzen als voor atheïsten, iets dat ik vermeld i.v.m. de komst van de vele vluchtelingen en de bezwaren die sommige mensen daartegen jammer genoeg opperen. Het kan geen toeval zijn dat het boek openviel bij een passage over verdriet en vreugde. Omdat de dorpen in onze gemeente de afgelopen jaren veel jonge mensen verloren hebben aan ongevallen met de dood tot gevolg en ik ook aan hen en hun geliefden denk, zodat ik niet expliciet zíjn naam noem. Omdat ook vluchtelingen veel dierbaren verloren hebben, zowel tijdens de onhoudbare situatie in hun land, als tijdens hun vlucht. En omdat we hoe dan ook vooruit moeten met de feiten die er nu eenmaal liggen en we dit beter kunnen doen met mededogen, mooie herinneringen en in verbondenheid met elkaar.

Ik citeer Khalil Gibran:

“Kijk als je verdriet hebt opnieuw in je hart en je zult zien dat je in werkelijkheid huilt om wat eens je grootste verrukking was. Sommigen van jullie zeggen: “Vreugde is groter dan verdriet” en anderen: “Nee, verdriet is groter.” Maar ík zeg je: “Ze zijn onafscheidelijk. Tezamen komen ze en als de een aanzit aan je tafel, bedenk dan dat de ander ligt te slapen op je bed. Ja, als de schalen van een weegschaal balanceer je tussen je vreugde en je verdriet.”

Laten we ons realiseren dat het allemaal ook ons zou kunnen overkomen. Laten we wat was koesteren, zodat we wat komt kunnen ontvangen; zodat we indien nodig troost kunnen bieden en zodat we er voor elkaar zijn, grenzeloos zijn…
 


Omdat december de geboortemaand is van deze dierbare jongen die eeuwig 18 blijft, en wij op zijn geboortedag, nu ruim een week geleden, weer in harmonie en vriendschap met veel jong en al wat ouder bijeen waren, publiceer ik deze column nu ook hier. Want deze ooit zo feestelijke maand behoudt voor altijd een donker randje. Door nu aan hem te denken, wordt het wat lichter. Misschien heet dat wel "balanceren". Balanceren tussen licht en donker, tussen vreugde en verdriet.

O, die eeuwige Eeuwigelaan…

… die stil onder de bomen ligt… Zou het er met dit voortvarende, nietsontziende, gemeentebestuur dan nu van komen? Is het gedaan met die stilte en komt er aan weerszijden een fietspad? Gaat het voetpad er eenvoudigweg áán, omdat de fietsers de laan niet snel genoeg achter zich kunnen laten? En IS dat werkelijk zo?

Om welke fietsers gaat het hier eigenlijk? De recreatiefietser? Dacht het niet. Die trapt rustig rond en rond en verwondert zich over de schoonheid van een laan die al zo lang ligt de dromen onder de bomen, hoewel dat niet meer uitsluitend dennen zijn. Die voelt zich onverwacht gelukkig, omdat het nog bestáát, zo’n laan die zo’n serene eeuwige rust uitstraalt, zodat je soms even je adem in móet houden. Overigens ook als je met je rondsnuffelende hond over het voetpad loopt. Zo is het bedoeld, de invulling van welvaart in de beste betekenis van het woord. De huizen met veel groen eromheen – en ik had als kind het geluk daar drie jaar te wonen, lang genoeg om het nooit meer los te laten, om het dorp Bergen nooit meer los te laten en er naar weer te keren. Koekoek, hier ben ik!

Toegegeven. Soms dendert er een automobilist wat hard over de bakstenen. Maar alle keren dat ik nu sinds het jaar 2000 naar zee ga via mijn favoriete route, past iedereen zich altijd qua snelheid keurig aan, op straat én fietspad. Komt het doordat de bomen maken dat de weg smaller lijkt dan hij in werkelijkheid is? Mensen laten elkaar passeren, houden in, bedanken elkaar daarvoor, lijken relaxed. Meer kun je ook niet doen. Het is, zoals het is.

En dan dat heerlijke wandelpad, waar ik samen met mijn moeder overheen liep om eendjes te voeren bij de kom. Op de robuuste bank bij de Mosselenbuurt zat met regelmaat ’s lands grootste dichter Adriaan Roland Holst met zijn bril met dikke glazen. Een bril droeg ik ook, zoiets schept een band. Mijn mooie moeder groette hem beleefd, licht blozend. Ons hondje snuffelde in de bebladerde berm. Zowaar het tuinpad van Onze Vader – zo ingetogen en puur natuur als dat voetpad is. Zo eeuwig toegerust met vrede en ruimte.

Nog steeds móet ik daar van tijd tot tijd wandelen met mijn eigen hond. Hier kan ik ademhalen. Hier vind ik de rust nog voordat ik de eeuwigheid bereikt heb. Dit hier is Nederland op zijn breedst. De recreanten die ik ontmoet zijn allemaal even enthousiast over juist deze wandelweg naar Bergen aan Zee en terug, die zo fraai vanuit het mooie Bergen onder de bomen begint en met wie ik soms even op één van de zo goed herbouwde, degelijke banken zit te genieten.

De schrik is me dan ook om het hart geslagen dat het gemeentebestuur vindt dat er aan de gevaarlijke situaties op juist dit fietspad een einde moet komen en dat daarom het voetpad moet worden opgeofferd. Juist dit voetpad!!! Alles in me steigert. Waarom komt men in Nederland toch overal de meedogenloze, niet met anderen rekeninghoudende mens tegemoet? Het staat compleet lijnrecht tegenover het terugkeren van “de slak” die althans vroeger liet weten, dat “dit dorp niet gebouwd was voor snelverkeer”. Punt. Gewoon gas terugnemen,  je aanpassen aan de hoeveelheid verkeer, een beetje geven en nemen, je niet ergeren en vooral genieten van de authenticiteit van deze plek, dit dorp. Aan deze laan, overkomt me dat nog. Waarom dan zo’n verschrikkelijke, drastische maatregel? Is het dus waar, dat wandelen – overigens een sport waarvan de deelnemersaantallen nog steeds  jaarlijks toenemen – het aflegt ten opzichte van racefietsen en Mountainbiken? Terwijl er juist in de duinen alles aan gedaan wordt om hen volkomen aan hun trekken te laten komen met fietspaden die zo breed zijn als autowegen. Want ja, men weigert áchter elkaar i.p.v. naast elkaar te fietsen…

Wij zouden juist trots moeten zijn op onze rust, op het authentieke van dorp en dreven. Dáárom komt iedereen elke keer in groten getale terug. Als wandelaars voortaan via fietsroutes moeten lopen, dan vrees ik dat er méér mensen dan nu voortijdig de dood voor ogen zullen hebben. Dan liever de eeuwige rust van die Eeuwigelaan, en als het niet anders kan mét soms wat onrust van de agressief fietsende mens.

donderdag 3 september 2015


Amerikaan in Berger Bos
 
Woensdagochtend, mooi fris zomerweer. Aan de wandel met de hond in het Bergerbos. Hier ervaar ik soms wat jeugdsentiment, dat altijd in mij ligt te sluimeren als een waakse hond in zijn huis. Een geur, een beeld, (kinder)stemmen – en wakker en klaar zijn ze daar, de herinneringen. Wonend aan de Eeuwigelaan was dit bos nu eenmaal onze nog avontuurlijkere voortuin. Hier deden we “Landje veroveren” of gingen we sleeën, werd ik Roodkapje of strooide ik broodkruim als Klein Duimpje, zag ik in de avondschemering de heks op een bezemsteel boven de boomtoppen zoeven, mijn hand veilig in die van mijn vader die net met ons zijn enorm grote, van oude beddenlakens – roze! – gemaakte reuzenvliegers gedemonstreerd had bij “De drie banken”. Het was de tijd van de fazanten, konijnen en eekhoorntjes die onze tuin ook aandeden. De tijd van de allesomvattende stilte: nooit bladblazers of motorzagers; een enkele auto in de verte, de torenklok die “etenstijd” sloeg. De boswachter een deuntje fluitend op zijn fiets met op zijn hoofd een beveerd hoedje.

Ook nu treffen mij heldere geluiden. Al spoedig zie ik een splinternieuw soort “duty truckje” in hypermodern matgroen met volgeladen aanhanger op de zg.  “hondenkruising”, mensen staan eromheen. Ah, is het opschoondag? Wij trekken voort, mijn zwervertje en ik. Juist als ik het niet verwacht, zie ik rondom een eik wat vijftigplussers met spades de bodem bewerken onder leiding van een ware bosmanager. In één oogopslag zie ik dat de zaailingen van de Amerikaanse vogelkers met wortel en tak om zeep worden geholpen. De enige manier om ze uit te roeien en aangezien vrijwel elke door vogels uitgepoepte, uiterst kiemkrachtige pit weer een nieuw boompje vormt dat kan uitgroeien tot een joekel van wel 20 meter, kun je begrijpen dat deze struik ook wel vogelpest genoemd wordt. Laat je er één staan, dan vormen zich al spoedig bloemen die smakelijke donkerrode kersen worden, zeer aantrekkelijk voor vogels en vossen. Zij blijken bestand te zijn tegen het gif (blauwzuur) dat in de pitten zit. En de pit is dat tegen hun maagsappen. Alles aan de lieflijk ogende vogelkers is trouwens giftig, op dat vruchtvlees na en daarom heeft hij geen natuurlijke vijanden. Men maakt er wel sap (of smakelijke brandewijn!) en jam van en gezien de bijna zwarte kleur moet het wel gezond zijn. Donkerrood en blauw fruit bevat veel polyfenolen en flavonoïden en die stoffen schijnen onder meer een positieve invloed te hebben op de lichaamscellen en bloedvaten en ze werken tegen vrije radicalen. Ze zijn wat bitter, dorstlessend en lekker. Maar mensen mogen zich nooit wagen aan de pit. Behalve dan die vrijwilligers die de ontkiemde exemplaren uit staan te spitten alsof hun leven ervan afhangt. Toppers zijn het! Eén van hen maakt zich los uit het geheel, een raadslid en dierbare vriend met wie ik éven een praatje maak, waarin ook andere al dan niet bekenden zich gravend en wel terloops mengen. Dus de bosmanager fluit hen snel terug en heeft de pest erin, wanneer ik tot overmaat zeg dat Schoorl ook vergeven is door de vogelkers en dat dit in de herfst wél een prachtig, kleurrijk effect heeft. Tja, ik zie nu eenmaal altijd ergens wel een gouden randje gloeien. Maar er moet gebuffeld worden alsof het aangenomen werk is en complimentjes voor deze ooit in Nederland geïntroduceerde dominante Amerikaan worden niet gewaardeerd. Daar heb ik begrip voor.
 
Als een schoolmeisje laat ik me door the big boss wegsturen. Dat besluit ik te zien als een groot compliment. Ik bedoel: er zijn inmiddels wél zo’n 50 jaar verstreken en nog steeds huppel ik haast als Roodkapje mijn zwarte wolfje achterna, terwijl de zon onverminderd ‘s zomers schijnt en de lucht fris en prikkelend is. Eenmaal thuis realiseer ik me, wat ik gemist heb. Die fiets. Het beveerde hoedje. De drie banken! Maar gelukkig. Even voel ik de veilige hand van mijn vader, zie ik de glimlach van mijn grootje.

 
De drie banken, Bergerbos
Deze blog is ook gepubliceerd in Het Bergens Nieuwsblad van 2 september 2015

maandag 31 augustus 2015


Afhankelijk van het seizoen

Al sinds enige jaren ontvang ik de interessante Heldenreis Nieuwsbrief van journaliste en schrijfcoach Hella Kuipers. Het is altijd leuk hem even aan te klikken en door te nemen, want op schrijfgebied staat er steeds wel iets interessants in. Al kan ik er niet altijd aan meedoen, omdat ik andere schrijfbezigheden wil afronden.

Vandaag trakteerde ik mezelf op wat rust en vond ik het tijd voor speelsheid. Woensdag ben ik jarig en sinds zaterdag is dankzij de diverse reeds bezorgde verjaarsattenties de feestweek gewoon begonnen. Zo vatte ik opeens het plan op mee te doen met de zg. “Schrijfveren” van Hella. Ze geeft voor elke dag van de nieuwe maand een korte schrijfopdracht en het is de bedoeling, dat je daaraan zonder te stoppen gaat werken gedurende een kort moment. Allez – vooruit dan maar. We gaan LOS!

Afhankelijk van het seizoen – dat zijn we allang niet meer. Het hele jaar door kunnen we eten en drinken wat we willen want de winkelschappen zijn altijd gevuld. Maar eigenlijk wil ik dat niet altijd. Zo vind ik appeltaart het aller-lekkerst vanaf september tot en met het begin van het nieuwe jaar, wanneer de verse oogst weer is binnengehaald en het fruit glanzend en fris naar je ligt te knipogen. En dan natuurlijk zelf aan de slag ermee met hoogwaardige ingrediënten, zoals roomboter en rietsuiker, rozijnen, abrikozen, walnoten en citroenrasp. Smullen maar! Zeker als hij nog lauwwarm is.

Ook asperges smaken mij uitsluitend in het oorspronkelijke seizoen het beste. Die traditie alleen al: het genot van “de eerste keer”, maar ook de weemoed van die laatste portie, natuurlijk oer-Hollands bereid op of rondom de 24e juni, Sint Jan, wanneer ze voor de allerlaatste maal gestoken worden. In die datum ligt de heimwee van wat was opgesloten, de langste dag is voorbij, de zomer op zijn retour, terwijl dat aan de temperaturen misschien nog nauwelijks te voelen is en de blozende zomerkoninkjes nog op je bord liggen onder een laag poedersuiker. En ja, dan glimmen er toch ook die lichtpuntjes: de licht blozende appels die aan de bomen rijpen. Dat betekent kaneel en herfstwandelingen. Appeltaart.



Zin om als Held eens mee te reizen? bezoek Hella's website: http://heldenreis.nl/

woensdag 26 augustus 2015


Petje op en petje af!

In vakantiedorp Schoorl worden de toeristen in de watten gelegd. Het dorp stroomt vol en dat kan wel eens leiden tot al te veel fietsverkeer en langs de winkels slenterende mensen op slippers en in korte broek, terwijl jij juist vlug-vlug je boodschappen wil doen, omdat er nog bergen werk wachten. Niet dat ik me eraan stoor. Integendeel. Ik gun het groot en klein, geniet gewoon een beetje mee met die vakantiegangers en realiseer me eens te meer dat het een voorrecht is hier te mogen wonen. Je gaat automatisch mee in die relaxstand.

Op de dinsdagavond is er gedurende zes of zeven weken een “Braderie” in het dorpscentrum. Aan de voet van het beroemde Klimduin en in de winkelstraat staan talloze kramen met allerlei producten. Sommige staan er eenmalig, andere komen trouw terug. Op de laatste avond, de 25e augustus, deed ik nog één keer een rondje markt.

Was ik de eerste keer enorm verrast door de kraam met designtassen van gerecyclede versleten kunststof visnetten in de mooiste vormen en kleuren, deze keer stond er een mevrouw met regenpetten. Echt geweldig origineel en kleurrijk. Meestal wil je met zo’n ding in geen velden of wegen gespot worden – of zelfs bé-spot worden – maar voor deze viel ik als een blok. Eigenlijk had ik er wel een paar willen kopen. Dat ging niet door. Niet alleen waren het de leukste regenpetten die ik ooit gezien had, het waren ook nog eens de duurste. Dat vond ik in dit geval niet erg, de maakster had het meer dan zéér verdiend. Ze waren uniek, je moet er maar opkomen en de gebruikte regenbestendige stoffen waren restanten uit ateliers van de grote (o.a. Franse en Italiaanse) modehuizen, dus prachtig van kleur en motief.

Een kraam waar ik niet wegkwam. Al snel stonden er meerdere dames om me heen, maar die liepen weg toen ze de prijs hoorden – en eigenlijk begrijp ik dat niet, want je loopt wél met een originele, handgemaakte designhoed onder die grauwe wolkbreuk door en niet met zo’n zielig, niet eens waterdicht raar ding dat of afwaait, of jou met verkleumde oren en nat haar laat aankomen op de plaats van bestemming. Dan vind ik € 35,00 dus schappelijk. De mevrouw die ze maakt heeft eerst bedrijven aangeschreven met het verzoek om restanten stof. Ze heeft een paar demo’s gemaakt die mislukten. Ze ontving de materialen en moest daarvoor betalen. Weliswaar niet de hoofdprijs, maar toch. Ik bedoel: voor niets gaat de zon op en als die nu eens een dag níet gaat schijnen, ja, dan moet je wat. Ze heeft patroondelen uitbedacht, kleuren bij elkaar gezocht, de boel geknipt en in elkaar geflanst. Labeltje eraan – toch gauw goed voor een paar uur werk, een dagdeel en misschien zelfs twee. Nu eens géén made in China met 1000 in een dozijn. Nou, ik zeg: doen. Petje af voor die mevrouw.

Hoe ze ertoe kwam? Ze had door de regen gefietst met haar capuchon op en had daardoor niet goed opzij kunnen kijken. Opeens moest ze rare capriolen uithalen bij het opdoemen van een auto en huppetee – daar lag ze op straat. Daar weet ikzelf alles van, maar zij kwam niet met alleen de schrik vrij. Ze had een gat in haar hoofd dat dramatisch ernstig bloedde en gehecht moest worden. En die nacht dacht ze erover na. Dat die stomme capuchons toch eigenlijk levensgevaarlijk waren. Dat er een regenhoed moest komen die nog niet bestond: een die als een muts om je oren moest zitten en daardoor op zijn plaats bleef, maar die wel moest helpen tegen de regen, plus goed moest ogen. Voilà. Niets meer aan doen. Ik kan flanerend de buien trotseren. Petje op, klaar.

 
Dutch Design, toegepaste kunst, redder in de nood: TopDop® Flexible Fashion
Te koop op de Sunday Market bij de Westergasfabriek, elke 1e zondag van de maand.
Of in Wageningen op 19 september, "De dag van de hoed"
 

vrijdag 7 augustus 2015


In de stilte na de storm   (Bergens Nieuwsblad, 05 082015)                              

Het was voorspeld, compleet met gevarencode. Maar ja, tegenwoordig geven ze die al af wanneer er misschien natte sneeuw of ijzel komt. Alsof óns dat onmiddellijk lam legt. Lam ligt alleen het treinverkeer, helaas te vaak ten onrechte. Dit jaar werd zelfs grootscheeps en bezorgd advies gegeven zodra er zicht was op een hittegolf, waar juist vrijwel iedereen handenwrijvend op zat te wachten, omdat het zomer en vakantie is. Dat Nederland het dus niet zo nauw neemt met die gevarencodering, kan ik me wel voorstellen. Het effect van het jongetje dat telkenmale schreeuwde dat er een wolf aankwam, zodat iedereen alles uit handen liet vallen en zijn huis invluchtte. Terwijl er niets engs was. Totdat hij opnieuw schreeuwde, niemand er meer op reageerde en het halve dorp werd opgevreten. Ach, wat schaamde het jongetje zich. Prachtig, dit soort volksvertellingen. Ze bevatten een waarheid als een koe.  

Toegegeven. Ook ik dacht dat het met die storm zo’n vaart vast niet zou lopen. Maar voor harde wind heb ik wél veel ontzag. Een stevige bries kan al zomaar een tak uit de bomen rukken. Aan regen heb ik daarbij een broertje dood. Dus: bijtijds die boodschappen doen! Wat een wonder is het tegenwoordig dat iemand mij met zekerheid kon geruststellen: “Pas om twaalf uur regent het, zegt Buienradar.” Inderdaad bleef het redelijk zonnig tot ik al mijn boodschappen in de fietstas had. En waarachtig: omstreeks half één werd het stil buiten en dreigend. Een enkele vogel vloog schreeuwend op. Het land lag klaar voor wat al snel de grote schoonmaak zou blijken te zijn. Nog vlug liet ik de hond uit, de eerste spetters vielen.

Snel verschanste ik mij op de bank, trakteerde mezelf op “In the name of the father”, een aangrijpende film over onrecht in de jaren ’70 toen the Irish Republic Army, een paramilitaire organisatie die geweld niet schuwde, regelmatig fel van zich liet horen. Binnen vielen er bommen en harde woorden, namen hippies het met het gezag niet nauw – met alle gevolgen van dien. Buiten bulderde de wind, vlogen toefjes bladeren tegen de ruiten, bogen de takken van de bomen diep door. Ook met mogelijke gevolgen? Toch maar even de auto naar achteren rijden. Stel, dat juist die ene dikke tak… precies bovenop het dak van ons net weer voor anderhalf duizend euro gerepareerde vehikel…? Onvergeeflijk! Een mens kan zelf ook schade voorkomen.

Met grote regelmaat rukte de brandweer uit. Toch reden ook nog automobilisten en fietsers langs. Die durfden! In de beschutte tuin viel het mee. Maar terwijl de hond even plaste, beluisterde ik het gejank van een motorzaag in de verte. Een wegversperring? Waar? Welke boom? Gauw naar binnen – zie je, voor storm dien je echt ontzag te hebben.

Dan is het opeens voorbij. In alle vroegte rijden hond en ik de volgende dag naar het Berger Bos, lopen wij later rond in eigen buurt. De stilte na de storm, zozo, dat valt niet mee. Soms is er sprake van geluk hebben, soms niet. Soms is er sprake van slecht onderhoud, mede door verkeerde zuinigheid – oude abelen zijn schapen in wolfskleren en schietwilgen kunnen boomdikke takken laten vallen, die nooit zo geworden waren, als men ze in toom had weten te houden tot knotwilgen, door ze regelmatig van jongs af aan oer-Hollands te knotten. Geleerd van boeren uit de Alblasserwaard. Afijn. Deze gedachten horen ook bij de stilte na de storm.

Maar vooral bejubel ik telkens weer onze mannen van stavast, die wegen vrij hebben gemaakt, bomen verzaagden, benarde situaties hebben voorkomen, soms met gevaar voor eigen leven. Die nu en straks weer alle rotzooi moeten opruimen, die onmiddellijk dreigende situaties reeds hebben verholpen door op voorhand scheefgeblazen bomen om te zagen, takken bijeen te leggen, wegen en paden vrij te maken. Hulde, mannen héél véél hulde. Waar zouden we zijn zonder jullie? Enorm bedankt! En een dikke, welverdiende zoen van uw columnist.

 


dinsdag 4 augustus 2015


Gevallen vrouw

Gisteren viel ik van mijn fiets. Niet zomaar een beetje, nee, ik werd gelanceerd na tegen een zg. “paal in het wegdek” gereden te zijn. Mijn eigen domme schuld. Die weg bewandel ik al ruim 10 jaar 2x per dag en vaak fiets ik er ook nog eens 2x daags langs. Het blijven vervelende objecten, die paaltjes, dat wel en dat heb ik ook kunnen constateren door de vele bijna-ongelukken die langsrijdende en –lopende medeweggebruikers hebben meegemaakt.

Gisteren was het dus mijn beurt, fietste ik keihard en ja, ónoplettend het mij bekende traject tot ik plotseling “aan de paal” hing, of liever: eroverheen. Met fiets en al, die dat een fractie van een seconde aanhield en toen met mij ter aarde smakte. Ik herinner me, dat ik me eraan overgaf. Wat kun je anders?

In de roman “Erfdeel” omschrijf ik een scène waarin het hoofdpersonage tijdens een eerste pijnlijke echtscheidingsfase van een vage kennis te verstaan krijgt: “Zie je nou niet in, dat iedereen wil dat jij eens goed op je bek gaat?” Dit was een niet zelfverzonnen passage. Ik zou er werkelijk niet eens opgekomen zijn. Heus waar. Mijn mond viel open van verbazing, dat er blijkbaar mensen waren die mij volkomen onverwacht zo’n koud hart toedroegen. Ik herinner me dat ik er ontroostbaar hard om moest huilen. Niet alleen nam ik destijds met moeite afscheid van mijn behuwd leven, maar tevens van mijn leven als “dochter van”, omdat het juist in die periode duidelijk werd dat mijn moeder leed aan vasculaire dementie, zodat de rollen drastisch waren omgedraaid. Zij was zelfs mijn naam vergeten. Maar om mij heen waren veel liefdevolle mensen die mij hielpen, aanmoedigden, geruststelden, zodat ik eindelijk mijn zelfvertrouwen herwon en de zonnige zijde van het leven overal in terugzag. Eigenlijk fietste ik vrij moeiteloos door deze nare fase in mijn leven heen. Het voelde niet als “op mijn bek gaan”, maar meer als “voor mezelf opkomen”.

Daar moest ik thuis, na een eerste slok water met arnicadruppels, languit op de bank en nog een beetje shakey, aan terugdenken, omdat een van de drie me te hulp geschoten en hevig ontdane mensen mij – toen ik weer recht van lijf en leden weliswaar erg geschrokken voor hen stond – vriendelijk toesprak: “Nou, gelukkig valt het mee! Maar misschien moet je eens nadenken wat deze val jou te zeggen heeft?” Heel spiritueel, daar houd ik van. Nadenken deed ik dus en plotseling schoot dat fragment me te binnen.

Goh, dacht ik. Nu ben ik dus letterlijk op mijn bek gegaan. Bijna 20 jaar na dato. Hoe is het mogelijk? Want inderdaad kwam ik echt terecht “op mijn bek”. Het lijkt alsof ik met paarse inkt getatoeëerd ben zodat een stevige blokletter G mijn kin als een sikkel omvat. Naast wat stijve (ook nek)spieren, blauwe plekken en een arm die niet lekker meewerkt, ben ik nog intact. Mijn tanden zijn heel, mijn neus staat recht, de hersenen werken nog en ik kan het volkomen compleet navertellen. Mijn fietsmand is vernield. De ijzeren staaf die erdoorheen geweven is, bedoeld om de mand ovaal te houden, is middenvoor doorgebroken en verbogen tot halverwege de mand! Mijn voorvork met het framestuk, waar de stuurpin in valt, is naar achteren verbogen, zodat het frame ten minste 5 cm korter is. En óf ik gelanceerd werd. Het dringt “the day after”, na er een nacht diep over geslapen te hebben, pas goed tot mij door: ik had echt mijn nek kunnen breken en heel wat botten. Immers: bij mij is enige jaren geleden osteopenie vastgesteld (het voorstadium van osteoporose), waarbij de ruggengraat er al slecht aan toe zou zijn.

Net als 20 jaar geleden stond ik “the day after” op. Dit keer fluitend. Zo liet ik de hond uit. Alsof er een nieuw leven is begonnen, na een inderdaad niet gemakkelijke, te drukke tijd. Diep dankbaar ben ik voor de vele beschermengelen in wie ik heilig geloof en die mij zo ongelooflijk geholpen hebben. Voor de lieve mensen die mij na mijn val bijstonden. Voor hun oprechte warmte, zorg en bemoediging. Voor iedereen die naast en achter me staat. En ja, ook voor mijn fitnessverleden en voor mijn honden, want tot op heden heb ik daardoor een ijzersterk spierkorset opgebouwd dat tegen een stootje kan. En daarmee ga ik het er eens goed van nemen in de toekomst die mij rest, zoals het een gevallen vrouw betaamt.

Giselle op haar eerste eigen, nieuwe fiets, 1962, Bergen, Eeuwigelaan


woensdag 22 juli 2015

Poppenmoeder

"Zuster! Zuster, ik ben in verwachting," schijn ik enthousiast geroepen te hebben tegen zuster Werenfrida van de RK lagere school in Bergen, toen mijn vader me bij het afscheid voor zijn vertrek naar Aruba en Amerika een babypop beloofde. Tja, de dochter van mevrouw Winder, van wie mijn ouders het huis, waar wij toen woonden, huurden, was zwanger en ik vond dat machtig interessant.
 
De non, volkomen verbouwereerd, schijnt gezegd te hebben: "O ja? En wie is dan de vader?" Waarop ik stralend riep: "Míjn papa!" Toen nog geen enkele reden tot ongerustheid en slechts goed voor een familieanekdote, waarvan melding werd gemaakt in mijn fotoalbum. Overigens had ik al een groot (vnl. Amerikaans) gezin, dat ik begon te stichten op Aruba - hier is dat Ansje, vernoemd naar familievriendin Ans Bonn. En hond Timmy, die ik het liefste overal bij betrok.
 
Mijn kinderen, met de mooiste kleertjes die mijn moeder met veel plezier voor me maakte, liet ik elke dag goed verzorgd achter als ik naar school ging, in de wetenschap dat mijn moeder oppaste. Wel kreeg zij iedere ochtend nieuwe aandachtspunten van me op: Cindy is een beetje ziek, het verband om Mia's hand moet verschoond worden en Linda (vernoemd naar vriendin Linda Bonn) moet keurig haar speelgoed opruimen, hoor! Elke dag verzon ik wel iets anders. Toen had ik al een rijke fantasie :-)
 
En nu ben ik nog altijd in het bezit van bijna al die poppen. Plus de prachtige kleding - gebreid en / of genaaid voor zomer en winter. Kabeltruien, kabelkniekousen, gesmokte jurken... Na mijn vertrek naar NL correspondeerden mijn poppen met die van hartsvriendinnetje Menne Merx, met wie ik maar wat graag speelde. Met de poppen natuurlijk.

zaterdag 11 juli 2015


Er zijn grenzen

Zaterdagochtend, klokslag negen. Hond en ik gaan op pad. Weer eens naar het Schoorlse bos, ook al mag ze daar niet loslopen. Een goede training in het wandelen aan “de leiband”. Ze kan nog wel wat lesjes gebruiken.

We zetten er flink de pas in en laten weldra de molen rechts liggen. Ter hoogte van de basisschool vult de smalle weg zich met een groepje mensen. De gemiddelde leeftijd schat ik op 45. Ze gaan zo te zien hardlopen maar beginnen in een laag tempo. Kleurrijke shirts, strakke broekjes, geen gram teveel en goed schoeisel. Aan de linkerkant, nog net niet in de berm, peddelt een mountainbiker rustig mee.

Inmiddels naderen Hond en ik dit groepje van ongeveer 10, dat nog steeds de gehele wegbreedte in beslag neemt. Van wat er besproken word, kan ik het een en ander volgen en ik vat het samen als “Keek op de week”.  Eén van de dames maakt wilde armbewegingen, een warming up, begrijp ik. Omdat Hond voorop loop, maak ik me geen zorgen. Zij zal straks de weg voor mij vrijbanen, want zodra haar zwarte en hijgende lijfje in het blikveld van één van de potentiële hardlopers komt, doen die ongetwijfeld een stap opzij, houdt het armzwaaien op en dan kan ik hun moeiteloos inhalen.

Bijna is het zover. Dan hoor ik opeens een bescheiden fietsbelgeluidje. Blijkbaar wil nog iemand een poging wagen de meute in te halen. De mountainbiker hoort het ook. Hij kijkt om. Ik loop in zijn kielzog, uiterst links van de weg. Maar er gebeurt niets. Hondlief is bijna naast de groep wanneer een zachte, beschaafde en bescheiden stem vraagt: “Mag ik misschien even inhalen?”

Hèhè, de groep dikt in, de dame – ik schat haar begin 80 – haalt in en ook Hond en ik krijgen vrij baan. Aan mijn gehoor mankeert ondertussen niets. Of spreekt het gezelschap gewoon luid?

“Wel handig dat een fiets een bel heeft,” zegt nummer één. Het klinkt een beetje beledigd, of zal ik zeggen beledigend? “Ja, zeg dat wel,” reageert nummer twee. “Erg handig, zo’n bel. Maar ja, dan moet je hem natuurlijk wel weten te vinden!” Er wordt gelachen. “Nee joh. Ze wist gewoon niet meer hoe het moest,” roept de derde. “Tja, alles wordt moeilijk, als je zo nodig op die leeftijd nog moet fietsen in het weekend,” zegt weer een ander.

Mijn gevoel voor rechtvaardigheid is nog altijd zeer actief. Het aanleren van de deugd “bescheidenheid” behoorde vroeger tot de opvoeding en is tegenwoordig een welhaast onbekend fenomeen. Voor bescheiden mensen – meestal behorend tot een oudere generatie  is er vandaag de dag geen ruimte. De dame in kwestie deed er juist al goed aan vroeg te gaan fietsen om de wielerploegen, rennershorden en strandgangers te ontlopen. Als door een bij gestoken draai ik me dan ook om: “Ze hééft gebeld, mensen. U – ik wijs naar de man met de fiets – kunt dat beamen, u hoorde het. De rest nam gemakshalve de hele weg in beslag en was te druk met zichzelf.” Ik maak daarbij met mijn hand het gebaar van een kwekkende Kermit de Kikker. Zo. Dat voelt na al die denigrerende opmerkingen goed. Natuurlijk komt er van de mountainbiker een vergoelijkende opmerking. Daar reageer ik niet op. Ja zeg. Ik kom hier om te genieten. Er zijn grenzen…

vrijdag 3 juli 2015


Eindelijk weer bloggen!

Een bezige bij mag ik dan zijn – er blijken grenzen te zijn aan mijn kunne. Schrijf ik dat goed? Bestaat dit woord in dit verband? Of loop ik opnieuw aan tegen een van mijn grenzen? Afijn. Het moge duidelijk zijn. In mijn overactieve toch al ruim 60 jaar oude lijf ontwikkelde zich door de frequente verfbewegingen die ik soms dagen achtereen maakte – het record ligt op tien dagen aaneen – RSI. Normale mensen krijgen dat van het dagelijks achter hun tekstverwerker zitten. Ik dus van het hanteren van de verfkwast.

Aanvankelijk dacht ik dat ik van het steeds omhoog kijken naar de te bewerken plafonds, muren en deuren misschien wel een nekhernia had overgehouden. Dat tintelen in mijn vingertoppen en het doorlopende gevoel, alsof ik constant het elektriciteitsbotje in mijn elleboog stootte, vertrouwde ik voor geen meter.

Lieve vriend en voormalig masseur en triggerpointspecialist Victor de Bie hielp me onmiddellijk af van die angst én van de problemen. Hulde. Gewoon aan de eetkamertafel, door me eens goed en vakkundig, trefzeker en daarbij ook nog prettig te knijpen in mijn nek- en schouderspieren. Het getintel is weg!

Inmiddels heeft hij zichzelf omgeschoold omdat hij helaas om gezondheidsredenen mij en anderen niet meer kon behandelen. Al eerder, maar ook recentelijk heb ik me ervan kunnen vergewissen dat hij net zo goed gitaar speelt en zingt als dat hij destijds masseerde. Zo is hij.

En daarom wijd ik, nu ik eindelijk weer eens tijd vind om te bloggen, een van de eerste stukjes aan hem. Want doet hij iets, dan wel met hart en ziel. Dat voelde je en dat voel je nog steeds. Je hoort het nu ook – heerlijk, wat een rustgevende, zwoele en gezellige muziek. Vem Bossa, met uitstekende Braziliaans-Portugese uitspraak, zodat je je waant aan de Copa Cabana, terwijl je gewoon bij Strandpaviljoen Struin zit aan de Noordzee en gewoon met elkaar kunt blijven praten, zo je dat zou willen. Ga ook eens genieten en doe hem dan vooral mijn groeten.

Nu is het voor vandaag welletjes. Stel dat ik anders toch van het bloggen achter die tekstverwerker ook RSI ontwikkel…


Berg je voor dit vergif, Bergen en verre omstreken!                                                                 

De zomer zet door, mijn tuintje staat in volle bloei, de hortensia’s lopen uit en het onkruid tussen de tegels ook. Dat belooft heel wat wiedwerk. Maar alles is beter dan spuiten met onkruidverdelger. Wie nog beweert dat Roundup onschadelijk is, heeft een gigantische plaat voor zijn hoofd. De fabrikant van dit product is al tot 5x toe op de vingers getikt, omdat hij misleidende reclame maakt voor dit gif. Ja, GIF, u hoort het goed. Het is eigenlijk van de gekke, dat wij nog altijd kwistig ons tuintje kuisen met stoffen die mens, dier en milieu vergiftigen. Ik herhaal het nog maar eens, misschien helpt het. Overigens geldt mijn aanhoudende zorg ook voor allerlei andere soortgelijke vergiften, zoals AAWiedex, Touchdown, HG Onkruidweg, Bayer Clean-up (Turbo), Bayer Brush Killer, Brush Advanced etcetera. Soms staat erop dat het “biologisch afbreekbaar” is, maar niets is minder waar. De producenten hebben een term ontdekt, waarmee ze bij velen onder ons elke vorm van schuldgevoel en onrust weg weten te spuiten.

Het schijnt voor gemeenten verboden te zijn Roundup te gebruiken om stoepen en pleinen onkruidvrij te houden. Toch werd onlangs bericht, dat diverse gemeenten deze strikte aanbeveling negeren. En het staat nog altijd in de winkelschappen. Dat verbaast me. Want zouden we er nou niet met zijn allen beter van worden, wanneer we níet blootgesteld worden aan deze giftige verdelger waarin kankerverwekkende stoffen zitten? Daarbij denk ik aan kinderen die op stoepen en in de bermen spelen, aan honden die er lustig op los snuffelen en die de afgelopen jaren – ongeacht welk ras – diverse vormen van kanker blijken te hebben. Terwijl dat vroeger dus nooit bij onze viervoeters voorkwam. Dat er ook in onze gemeente met een of ander middel kwistig op los gespoten wordt, mocht ik vorig jaar ervaren. En dat, terwijl ik nota bene mijn stoep en de ernaast gelegen berm zichtbaar keurig onderhoud. Je kunt er bijna een liniaal naastleggen, zo recht loopt het gras langs mijn stoeprand. Wat deden de heren spuiters? Zij verdelgden een grasrand van zo’n twintig centimeter breed. Tegen de tijd dat ik het ontdekte, was die gehele grasstrook geel geworden en weer enige weken later werd het kale, zwarte aarde… Nu pas begint het groen te worden. Tot de spuiters weer langskomen, vrees ik. U begrijpt dat ik des duivels was. Houd ik de grond waarop en waaraan ik woon ter grootte van een postzegel op handen en knieën onkruidvrij, zodat de mooiste insecten, leukste vogels en allerhande andere diertjes zoals mieren, slakken en spinnetjes, in harmonie op mijn terrein het biologische evenwicht in stand houden, is dat binnen een paar minuten door een niet alerte gemeentespuiter verpest! Het gevolg? De merel die mij dagelijks om zeven uur ’s avonds, (mijn tuiniertijd), toezong en bejubelde, lag dood op de oprit. Want ja, die wist dat het veilig was om na het zingen de kleinste zaadjes tussen mijn tegels op te pikken. Alleen nu even niet – wist hij veel, arme ziel.

Zo ontnam deze gemeentewerker (of ingehuurde spuitgast) mij niet alleen de lol van het zelf schoonhouden van mijn eigen straatje, maar ook nog mijn dagelijkse aubade. Daarnaast werd er kostbare tijd verspild, want wie spuit er nu op een schone stoep? Bovendien druiste deze vooringenomen “hulp bij het wieden” in tegen het regeringsbeleid, dat ons ertoe aanzet zo min mogelijk een beroep te doen op de verzorgingsmaatschappij.

De wereld wordt schoner zonder verdelgers en gifspuiterij. Rijd voortaan s.v.p. mijn huisje voorbij! Dan houd ik het hier redelijk paradijselijk. Bekijk voor de aardigheid de volgende links en huiver. Berg je voor vergif, Bergenaren, boeren en buitenlui en iedereen die er open voor staat te werken aan een betere wereld. Verbeter hem en begin bij jezelf. Een oude volkswijsheid...  





Lekker weertje

Eindelijk zomer met warmte en strandweer. Eerlijk gezegd heb ik het tot nu toe niet echt gemist. Ik klaag sowieso nooit over het weer – misschien blijkt daaruit wel, dat ik niet echt een Hollander ben? Nou, nee. Is het niet gewoon jammer van je energie? Dingen die je niet kunt veranderen, kun je beter gewoon accepteren.

De frisse voorzomer? In dit geval was ik er blij mee. Nog net voor de hitte zich over ons land ontfermde, waren mijn schilder- en opknapwerkzaamheden klaar. De vlag kan uit, het huis staat te koop en degene die het aanschaft, kan zich verheugen in een onderkomen met een goede sfeer en fijne vibes, met veel licht en zon, met een heerlijk bos en een immense heide die te bereiken zijn binnen 3 minuten. Je hoeft alleen maar de weg over te steken. Dan zit je op het landgoed van het voormalige sanatorium voor TBC-lijders en diamantslijpers met stoflongen, Zonnestraal. Een toepasselijke naam, zo in de zomer. De diverse prachtige, authentieke gebouwen van architect Duiker (1890-1935) die beschouwd wordt als een ultiem voorbeeld van het Nieuwe Bouwen, zijn een lust voor het oog en het verveelt nooit erlangs te lopen. Er zijn nu diverse poliklinieken in gevestigd en een praktijd voor tandheelkunde. Altijd handig. Je kunt er heerlijk lunchen in het heel mooie Termeulen Paviljoen.

Dat kun je trouwens ook in de Landgoedwinkel, waar mensen met een beperking je altijd weer even vriendelijk verwelkomen en waar hondlief zo haar eigen privileges heeft. Eén brengt een drinkbak, een ander twee kluifjes, een derde wat aaitjes en een vierde een knuffel. May waant zich Sneeuwwitje, ware het niet dat ze nog altijd gitzwart is. En wij vragen ons allebei altijd af wat die beperking toch inhoudt? Het is er fantastisch, vooral omdat er een werkelijk prachtig aangelegde moestuin omheen ligt, waarvan je de groenten en aardbeien kunt betrekken. Er loopt iemand mee die het allemaal voor je afsnijdt. Boterzachte peultjes, bijvoorbeeld!

Daarnaast heeft het huis prettige buren, de buitenkant is goed geschilderd, de voegen zijn waar nodig hersteld en de elektriciteit is helemaal doorgemeten en gecontroleerd. Bijna zou ik er zelf wel in willen wonen, maar natuurlijk zijn we in de loop der jaren verknocht geraakt aan de kop van Noord-Holland, de kust en de lieve mensen die we er inmiddels hebben leren kennen. Het vriendelijke buurtje en het dorp. Bos en duin, strand en zee. Niets mooiers dan ’s ochtends heel vroeg met de hond naar het strand te gaan. Pootje baden, terwijl zij zwemmend de bal ophaalt. Na al die jaren verveelt dat nooit. Mijn hart en huid gaan open in Bergen aan Zee.

Maar een straf is het niet te vertoeven in Nieuw-Loosdrecht, aan de rand van Hilversum, op 20 minuten rijden van Utrecht en ook vlakbij Amsterdam. De reuring kun je makkelijk opzoeken en daarna volgt aan de Rading de rust. We hebben overwogen op de fiets naar Utrecht te gaan – slechts 17 kilometer ! – om zonder parkeerproblemen de start van de Tour de France mee te gaan maken. Was dit niet een zeldzame kans? Maar helaas. Andere prioriteiten. Het lekkere strandweer, de warmte.
 
Mooie May aan het strand
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

woensdag 25 maart 2015


Lekker bezig

Voor een verjaardag met aan te bieden gedenkboek zocht ik laatst in oude fotoalbums naar een passende afdruk uit mijn met deze jarige gedeelde verleden. Wat een rijk en welbesteed leven trok er aan mij voorbij. Veel zon. De moed uit de schaduw te stappen. Opnieuw zon en langere schaduwen. Achter de wolken altijd toch weer ergens dat licht. Helder en klaar. Dat is geluk, geluk zien en geluk grijpen.

Sinds binnen de fotografie het digitale tijdperk heeft doorgezet, heb ik eigenlijk geen enkele bezigheid meer afgedrukt en aanvankelijk zelfs niet eens op de gevoelige plaat vastgelegd. In mijn hoofd sloeg ik alles op. Herinneringen kan ik gemakkelijk oproepen en dan ruik ik de geuren, zie ik de kleuren, de mensen, het licht, de vormen.

Facebook heeft me teruggebracht naar mijn vroegere hobby. Het is weer leuk met een camera op pad te gaan. Je gaat anders kijken naar de dingen en op een bepaald moment vind ik het genoeg en geef ik alle rust en eer puur terug aan mijn zintuigen. Balans. Genieten.

Maar al bladerend door dat fotoboek viel me opeens iets op. Ik ben altijd iets aan het doen. Lezen, schrijven. Naaien, haken. Schilderen, timmeren. Koken, bakken, tuinieren. Bezig met dieren – mijn honden voorop. Onder de mensen. Gezelligheid. Altijd met aandacht, in het moment. Heerlijk. Als kind verveelde ik me al zelden. Vroeg wakker had ik zin in de dag en in alle dingen die ik ging doen. Anno nu voel ik me nog steeds trouw aan dat kind in me in dit tot op heden zo welbesteed leven.
 
Gewoon lekker bezig. En dankbaar dat het zo mocht zijn en blijven.
Voor die vriendin vond ik overigens geen passende foto's. Die liggen in het huis dat ik ooit achterliet. Maar ze staan wél voorgoed op de gevoelige plaat in mijn hoofd.
 


 


Dubbelleven

Zeg nooit: “Nooit!” En zeker niet al te stellig, met een uitroepteken dat gloeit. Je kunt niet weten hoe blijkbaar toch óók het lot van alles voor je bepaalt. Wat zeg je? Dat ik de dingen verkeerd affirmeer en juist daardoor naar me heb toegetrokken? Mmmm. Daar moet ik eens over nadenken. Zit wat in. In Indonesië zeggen ze bijvoorbeeld, dat je nergens bang voor moet zijn, omdat je dat dan juist naar je toetrekt.

Zodra mensen in het verleden lieten weten dat ze ergens een tweede huisje gekocht hadden, dan reageerde ik enthousiast – natuurlijk, je gunt het de ander dat zijn dromen uitkomen. Maar ondertussen dacht ik wel: Jij liever dan ik. Een tweede huis? Alles dubbel. Ik? Nooit.

Inmiddels is het zover. Dat tweede huis is er. Het was er al jaren, maar in bewoonde staat droeg ik zorg voor wat lasten, terwijl er van lusten totaal geen sprake was. Nu is het huisje vrij en dient het van top tot teen volledig opgeknapt te worden. Daarover schreef ik al in mijn Blog Duurzaamheid. Langzamerhand begint mijn geploeter vruchten te dragen. De werktijden zijn drastisch teruggeschroefd, op een enkele uitschieter na. Zo was ik afgelopen maandag nog – zonder pauze, met af en toe een rijstewafel tussendoor – ruim 10 uur op de been en kreeg ik tot besluit om 20.00 uur een lekker warm maaltje voorgeschoteld. De lange wandeling met de vrij losrennende hond door bos en over hei niet meegerekend. Maar de kelderkast was uitgekamd en schoongemaakt en al het houtwerk in de gang stond in de grondverf. De wanden en het plafond plus de buitenmuren zien er eveneens prachtig uit, met dank aan Van Beers Schilderwerken uit Hilversum. Dat kijkt al heel anders af. En op zo’n moment begint dan een beetje het grote genieten.

Géén televisie. Geen computer. Geen wasmachine die nodig moet draaien of andere zaken die thuis gewoon gedáán moeten worden. Afspraken? Niets van dat al. Gezellig de lichtjes aan en lezen, dus. Tijdschriften, de krant. Hond tegen me aan op de bank. De linnen Ikea-gordijnen dicht – gescoord in de Koopjeshoek. Bloemen op tafel. Rust en stilte. Binnen tijd van ja en nee voel ik hoe ik begin weg te dommelen. Dagje doorbuffelen is vergeten. Dromenland is vóór tienen bereikt. Dat zijn nog eens lange nachten om echt te slapen na gedane arbeid.

En dan weer thuis… Alles draait op volle toeren. Binnen een paar dagen moet ik doen, wat ik anders in een week doe. De hond moet aan de lijn en baalt daarvan. Ik ook, omdat mijn arm een halve meter per wandeling uitrekt. We zijn die leiband niet meer gewend. Hangend op de bank betrap ik me op het te lang kijken naar een eigenlijk waardeloos televisieprogramma en tot besluit zit ik toch nog even achter de computer dingen te doen die best kunnen wachten. Moe tol ik na twaalven in bed.

Binnenkort weer lekker klussen. Raar, zo’n dubbelleven. Wel ben ik bang dat zo mijn nieuwe roman niet van de grond komt. Gelukkig trek ik het tegendeel dan juist aan. Ik blijf het dus nog maar even. Bang. Ondertussen hoop ik dat de schilders mijn aan hen gegeven boeken met plezier lezen. Dat stimuleert om flink door te werken, zodat ik wellicht in dat tweede huisje lekker door kan schrijven om de schade te verhalen. Handig hoor, zo’n dependance.

zaterdag 21 februari 2015


Duurzaamheid                                                                                             

De afgelopen periode heb ik ver buiten de gemeentegrenzen geklust. In een klein huisje dat uitgewoond is, dus al bij de minste inspanning boekte ik resultaat. Huishoudtrapje op, huishoudtrapje af. Stomen, schuren, plamuren en kitten. Behangen. Met behulp van een roller en speciale lijm die nog net niet tot onder mijn oksels komt, maar dan toch tenminste op de rond mijn hoofd geknoopte zakdoek spettert. Als je haar maar goed zit. Tot het uitgekamd moet worden. Au.

Alles moet aangepakt worden. Je kunt doen waar je zin in hebt, tenzij je jezelf een deadline oplegt. Op de elfde dag zou zowel boven als beneden de vloer gelegd worden.

Het werd een race tegen de klok. Reistijd. Werkdagen van 10 tot 12 uur. Lunchen met in je ene hand een boterham en in de andere een kwast. Maar gek genoeg: ontspannen. En terwijl ik dit stukje typ, voel ik lijf en leden, die brandende vingertoppen, mijn polsen en handen en zou ik eigenlijk tien dagen op een standbed onder een palmboom nabij een turkooizen zee willen bijkomen. Maar de woonkamer en één slaapkamertje is mooi wel bijna klaar! Je zou er nu kunnen overnachten.

Onder het sjokkend wandelen door ons vertrouwde Schoorlse bos met een dartelende hond naast me, overdenk ik de gelopen race. Waarom vind ik dat klussen nou eigenlijk vreselijk, te zwaar, haast onmogelijk en tegelijkertijd leuk? Waarom doe ik het mezelf aan?

Gewoon. Omdat ik het niet laten kan. Omdat ik er nog steeds van houd met weinig middelen het beste resultaat te boeken. Omdat ik dan zo dankbaar ben, dat ik het kán. Met een dikke kus voor mijn lieve moeder, die vanaf ik het me kan herinneren met ons zat te knutselen, te figuurzagen of te frutselen. En dat moest wél netjes! Met dank ook aan de docenten van de HBO die ik doorliep, zodat ik handenarbeidleerkracht werd. Die kick van het doen. Vorm en kleur. Het zelf gestaag oplossen van problemen. Dat heilige weten: overal is iets op te vinden. De uitdaging aangaan. In dit geval: Bekaf en voldaan constateren dat toch de keuken al aangepakt kan worden. Lichtelijk beschroomd, omdat we vroeger véél minder hoge eisen stelden. Gaan we daar weer naar toe?

Langzaamaan. Eenvoud. Meer door minder. Alles op zijn tijd. Zoals de groenten in je tuintje groeien bij de dag en gelukkig steeds meer boeren hun vee zonder enge middelen laten leven en in hun eigen tempo laten grazen in de wei. Zoals een goede kaas onder ideale omstandigheden dagelijks gedraaid wordt en mag rijpen op de plank in eigen schuur of een oude vrouw nog meetelt, omdat zij steek voor steek een trui breit die elders te koop wordt aangeboden. Weten wat je eet, doet en draagt. Daar de tijd voor nemen. En je realiseren dat je ooit een weg bent ingeslagen waar je vaak met plezier nog eens op terugkomt. Over duurzaamheid gesproken. Misschien is het iets om bij stil te staan, wanneer je bezig bent met je kinderen?

Zo. Volgende week de gordijnen naaien. En daarna? Op ambachtelijke wijze eindelijk weer eens verder bouwen aan die roman. 
De eerste deur van mijn eerste eigen huis... Lang geleden!
 

donderdag 22 januari 2015


“Blue Monday” 2015

Sinds ik vorig jaar voor het eerst van dit fenomeen hoorde, was ik er dit jaar een beetje op gebrand. 19 januari was het zover.

Maar ik kan me er eigenlijk echt niets bij voorstellen. Dat je gewoon geen zin hebt in die goede voornemens en ze aan je laars lapt. Daar ben je toch zelf bij? Dan word je toch niet verdrietig? Of dat je ongelukkig kunt worden van het feit dat je vakantie nog ver weg is. Ben je dan verwend of ben je dan blasé? Shame on you! Ongelooflijk om van zoiets van de leg te raken, terwijl om ons heen de wereld er behoorlijk dramatisch uitziet, mensen vechten voor hun gezondheid, en anderen hun baan dreigen te verliezen. Om over de gebeurtenissen in Parijs te zwijgen.

Jongstleden Blue Monday wandelde ik met fototoestel en hond door ons weergaloos mooie bos. De dag begon blauw onder invloed van de laaghangende nevels. Langzaamaan knalde het licht door de bomen heen – wonderschoon. Daarvan word je vanzelf overgelukkig!

Mijn anti-dip-tip? Zoek eens wat vaker de natuur op. Het geeft rust en berusting, maakt je fit en je ademt zo lekker veel gezondheid in. Die buitenlucht. Echt, het helpt. Alleen al door te kijken naar de natuur stel je je positiever op. Het onooglijkste boompje krijgt glans, zelfs een omgehakte boom heeft een functie en alles zoekt een plaats in het licht en weet die plek veelal daadwerkelijk te vinden.

Mijn blauwe maandag was werkelijk blauw. De vroege ochtend was dat door de laaghangende nevels. De lucht was het. En ten slotte zag ik zelf blauw. Van de kou. Maar ja, dan heb je ook wat. Een serie prachtige foto’s en een dolgelukkige hond. Helemaal warm van binnen wandelden we naar huis, mijn hond en ik. Heerlijk. Nog ruim 11 maanden te gaan!