Tussen kerst en oud & nieuw
Geen vlees en geen vis
vind ik de periode tussen de kerstdagen en de jaarwisseling. Het lijkt wel een
soort vacuüm in de tijd, een stilte voor de storm. Zijn het nou dagen om weer
aan te sterken van een eet- en drinkwalhalla of is het een periode van
reflectie?
Niet dat ik me ooit
verloren heb in alles wat vooral de commercie bedoelt met kerstmis. Eigenlijk
ben ik een beetje blijven steken in de beleving van dit feest, zoals me dat
ooit is ingegeven door mijn ouders, in het bijzonder door mijn moeder. Zij
hield van eenvoud, zuiverheid en kalmte. Van doe-maar-gewoon. En ze hield
totaal niet van verkwisting. Wel kon ze koken en bakken als de beste. Maar
juist daardoor was het bij ons elk weekend bal.
Om te beginnen bakte ze iedere
zaterdag drie zoete briochebroden. Eén daarvan mochten wij naar zomaar iemand
brengen. De buurvrouw, de moeder van een vriendin, een aardige en behulpzame
winkelier. Iemand die een opsteker nodig had, of iemand van wie mijn moeder weer
eens een leuk brei- of borduurpatroon gekregen had. Ze pakte dat brood altijd
in aluminiumfolie in. Daarna ging er een lint om en zo mochten we het gaan
langsfietsen. Meestal werd ze heel hartelijk bedankt “voor de heerlijke cake”.
Want zo smaakte haar brioche. Als verse cake. Zo rook het hele huis ook,
overheerlijk – en het was er ovenwarm. En de eerste, nog lauwe snee brood
smaakte alsof dat aloude engeltje op je tong “fietste”. Zó zei mijn moeder dat.
Want ze was altijd uiterst beschaafd.
Alsof dat brood nog niet
genoeg was, bakte ze ook elke zaterdag een taart. Niet telkens dezelfde, want
ze had stapels recepten en hield van afwisseling. Ze kon ze werkelijk prachtig
garneren en deed niet onder voor de banketbakker. Al vond ik ze niet allemaal
lekker. Als kind hield ik niet van slagroom en niet van botercrème, maar des te
meer van chocoladetaart. Mijn vriendinnen deden dat ook. Op zondag was het bij
ons dus eigenlijk vaak een zoete inval, zelfs in de jaren dat mijn ouders het
in financieel opzicht niet goed hadden. Juist omdat mijn handige en vaardige
moeder de touwtjes aan elkaar kon knopen, bleef er altijd wat over voor iets
extra’s. Mijn moeder bracht dagelijks in praktijk wat zij in de oorlog geleerd
had: dankbaar te kijken naar wat je allemaal nog had en kon. Bij ons was het in
feite elk weekend kerstmis.
Dat gevoel heb ik altijd
vastgehouden en herbeleefd. Net als vroeger thuis branden er met kerstmis
kaarsen en houden we het klein. Met een nachtmis of nachtdienst en daarna een
ontbijt. Met aandacht voor anderen. Tot het opeens voorbij is en alleen die
wonderlijke laatste dagen van het jaar nog overblijven. Dat vacuüm tussen wat
was en wat nog komen zal. Met toch nog even een bezoekje hier of daar, een
ritje naar Amsterdam of Den Haag, een boeiend telefoongesprek dat je al vele
weken eerder had willen plegen. Je ruimt wat op, leest een boek, bekijkt
eindelijk die film die al tijden geleden is opgenomen. Tot ten slotte de
allerlaatste dag zich aandient. Je kijkt even terug, je blikt vooruit. Misschien
met melancholie, misschien verwachtingsvol.
Vandaag is het zover. Neem
je niet teveel voor, maar bak gewoon eens op de een of andere manier op
zaterdagen zoete broodjes, doe er een lint om heen – met aandacht voor de
ander. Om gelukkig te zijn hoef je niet altijd toeters en bellen te horen. De
eenvoud klinkt meestal zo zuiver als het maar kan en smaakt eigenlijk naar
méér. Laten we er met elkaar iets moois van maken. Alle goeds toegewenst!
2015 - Ins Blaue hinein - 2016