woensdag 18 juni 2014


Verstekeling

Vandaag was ik met Molly in het Bergerbos, waar de honden weer los mogen lopen. Halverwege de terugweg ontdekte ik midden op de motorkap een slak. Nu staat onze auto naast een klimophaag en misschien was dit mooibehuisde weekdier in alle vroegte begonnen aan een uitstapje zonder dat wij acht op elkaar sloegen.
 
Op dat moment kon hij niet voorzien, dat hij die dag zijn perspectief zo rigoureus zou verbreden, zodra ik wegreed. Op het parkeerterrein voor “Duinvermaak” was hij misschien weer op zijn schreden teruggekomen, zodat ik hem gewaar werd. Ter hoogte van ons Klimduin, waar ik mij keurig hield aan de maximum snelheid, moet hij zich geërgerd hebben aan mijn slakkengangetje. Geef hem eens ongelijk. Hij zette er plotseling flink de sokken in, parallel aan mijn ruitenwissers. Of werd het hem te warm onder de voeten, of liever: onder het weke lijf? Dat kon ik me bijna niet voorstellen van deze koudbloedige. Zou hij niet wegwaaien? Te pletter slaan tegen de voorruit? Moest ik stoppen en hem asiel verlenen langs de kant van de straat tussen het struweel?

Behoedzaam sloeg ik de weg in, waaraan ik woon. De term “koelbloedigheid” begreep ik zodra ook hij, misschien enigszins van slag, plotseling van richting veranderde. Nu bewoog hij zich met de dood in de ogen eigenwijs met de rijrichting mee.

Home sweet home, beestje, kom op. We zijn er bijna,” mompelde ik. “Hou vol, hou vast!” Tot mijn opluchting stonden we luttele seconden later naast de klimophaag. Terwijl mijn kleine vriend zich gezwind begaf naar het vertrouwde groen en een zilveren spoor achterliet op de motorkap, nam ik snel wat foto’s om dit ongelooflijke avontuur te kunnen illustreren.

Zou hij het vochtige groen bereikt hebben, vroeg ik mij binnen af. Of zou hij in al zijn kwetsbaarheid voortijdig gegrepen zijn door een gulzige ekster?  



Dwarsliggers uit een gouden tijd

Onlangs pakten we op een zondagochtend de fiets om de duinen in te trekken, een weerkerend voorrecht. Het is niet alleen lekker de spieren te moeten gebruiken – heuvel op, heuvel af – of een frisse neus te halen. Van de steeds wisselende vergezichten en van de natuur die nooit hetzelfde oogt, kan ik intens genieten.

De laatste jaren komt daarbij, dat het goed is van tijd tot tijd te zien, hoe alles zich hersteld heeft na de bosbranden die hier gewoed hebben. Eerlijk gezegd kan ik me niet vinden in het feit, dat Staatsbosbeheer ertoe is overgegaan grote delen terug te brengen tot wat het ooit, héél vroeger was: een zandverstuiving. In die tijd bestond zo’n zandbestuiving beslist uit van dat mooie, beige, bijna gele duinzand, dat oplicht onder de zon. Nu echter kan het zijn dat je plotseling verzeild raakt op een kunstmatig geaccidenteerde, grauwe en grijze vlakte die erbij ligt, alsof jíj de weg kwijt bent. Het lijkt een afgegraven stuk bouwgrond. Tussen het groen, dat dan weer wel. Maar toch. Hard doorfietsen dus en snel de aangelegde ellende vergeten. Kijken naar wat wél mooi is.

Deze zondag was het gelukkig windstil. Bij harde wind word je beslist bij die gebieden gezandstraald. Dan lijkt het me onmogelijk daar nog voor je plezier te fietsen. Zand kruipt overal tussen en in. Hijgend (meestal met open mond) zo’n duin beklimmen? Ik moet er niet aan denken. Zo’n verstuiving uit de tijd, dat alleen de elite recreëerde, omdat de goegemeente zware lichamelijke arbeid verrichtte en lange dagen maakte, kan alleen bedacht zijn achter een tekentafel door mensen die in een auto het terrein doorkruisen…

Nu was het planten van nieuwe bomen waarschijnlijk een te kostbare geschiedenis voor Staatsbosbeheer. Begrijpelijk. Maar dan nog. In andere gedeelten zie je, dat de natuur zelf de verwoestende schade van de woekerende vuurzee op een prachtige manier te boven is gekomen. Het is er weer groen en zacht glooiend, er wonen vogels. Flora en fauna gedijen.

Helemaal afgrijselijk vond ik de betonnen duintrap langs een van de fietspaden, die we tijdens onze tocht ontwaarden. Hoezo geldgebrek? Dit leek me een kostbare grap, wanneer je de hand aan de knip moet houden. Maar ik vroeg me af waarom voor ons, natuurmensen, bepaald is dat we zo’n vlak heuveltje niet gewoon zónder treden mogen bedwingen. Recreanten die zover in het gebied zijn doorgedrongen, getuigen van fitheid en spierkracht. Zouden zij ergens even willen rusten of willen genieten van het uizicht, dan kunnen ze toch lópend door het groen de daar geplaatste bank bereiken, in plaats van via een geplaveide trap? Ik dacht dat Staatsbosbeheer de natuur zijn gang wilde laten gaan?

Los daarvan stoorde het me, dat bank en trap niet op dezelfde lijn liggen. Terwijl om je heen op deze plek werkelijk alles harmonieert, blijkt maar weer dat menselijk ingrijpen zorgt voor lelijkheid en disharmonie. Het laat de zesjescultuur zien, waarbij zonder aandacht gewerkt wordt. Op de spreekwoordelijke i ontbreekt vandaag de dag te vaak het zo gewenste en noodzakelijke puntje. Men kijkt, maar kan niet werkelijk meer zien.

Daarvan getuigden ook de twee restanten van de vroegere houten trap, die er nog lagen. Verloren dwarsliggers uit een gouden tijd. Mijn devies? Gauw weggaan en de andere kant opkijken. God, wat is dit gebied toch uitgestrekt en mooi! Daarachter: de zee. Ik hoor het, ik ruik het. Zo is het bedoeld.
 
 
 

maandag 16 juni 2014


Brave Molly

Het is onvoorstelbaar dat ik vorig jaar nog elke dag anderhalf tot twee uur aan één stuk flink kon doorwandelen met onze lieve hond. Met gemak stapten we zó tien tot twaalf kilometer weg. Fitness for Life. Nu kuieren we door het bosje voor ons huis, alsof tijd en afstand niet bestaan. Een snuffeltje hier, een plasje daar. Stilstaan en weer doorgaan. Hé. Is het nu toch al zó laat?

Ondertussen zingen de vogels dat het een lieve lust is. Dit jaar lijkt het wel, alsof ze in aantal flink gegroeid zijn, maar natuurlijk is dat niet zo. Door zo langzaam te lopen, vallen de geuren, maar ook de geluiden meer op. Soms vergaat horen en zien me en tegelijkertijd kan ik er geen genoeg van krijgen. Het is een walhalla voor de vogelliefhebber, daar in het Nollenbos. Nu sta ik ernaar te luisteren, terwijl Molly haar grasjes intensief inspecteert en beruikt. Toch weer allebei “in het moment”, in het hier, maar in slow motion. Toch af en toe die hondenkop die zich naar mij opheft met in haar blik de blijdschap: leuk, wij, zo samen in het bos.

Op Dierendag 2002 haalden wij haar op in Bleskensgraaf. Ze was zeven weken oud en vanaf dat moment werd haar wereld groter: samen ontdekten we mooi Schoorl en Bergen, de duinen, het strand en de zee. Nu wordt haar wereld kleiner, al brengt de auto ons soms nog ver en tot een weerzien met haar oude en nieuwere vrienden die haar even aansporen tot actie. Ze zeggen wel eens dat het venijn in de staart zit – zo niet bij Molly. Háár staart kwispelt onverminderd jong en jeugdig en vooral zo blij.  

2014. Het is alle dagen Dierendag. Het tempo is uit ons samenzijn. De warmte en liefde, de intensiteit en betekenis ervan gelukkig niet. Het nare van tijd is, dat hij almaar doorloopt. Dat maakt hem zo kostbaar. Tijd is onvervangbaar. Net als Molly. Goh. Zijn er alweer bijna twaalf jaar voorbij? Het is en blijft leuk je leven te delen met een dier.

Brave Molly. Blijf – al is het misschien nog maar even!

Als kind al dol op honden. Aruba 1959

Met Chelsea en Molly. Schoorl 2012
 

Hondsbrutaal

Ongeveer half april reed ik van Schoorl naar Bergen. Het was druk. Aan de doorgaande weg van het dorp naar de N9 werd gewerkt en dus raakte de alternatieve route via Bergen overbelast. We sukkelden achter elkaar aan over de Landweg.  

Door dat lage tempo had ik tijd wat om me heen te kijken, zonder het zicht op het verkeer te verliezen. Twee kleine op elkaar lijkende villa’s kwamen in beeld bij de naast de straat gelegen ventweg.

Achter het gesloten smeedijzeren hek van het rechterhuis zag ik een boos blaffende hond, een beige rasdier van formaat. In een fractie van een seconde zag ik ook de oorzaak van dat felle protest. In de berm van de ventweg stond een grijsmetallic auto, type Japanner.  Achter het stuur een dikbuikige man. Een eveneens corpulente dame liep met een overduidelijk zelfverzekerde blik naar het hek, waarachter de hond nu ook heen en weer begon te springen vanwege de onrust rond zijn terrein. Werd er een pakje bezorgd? Het waakse dier wond zich immens op.

Inmiddels was ik bijna voorbij de villa gereden om nog net tot mijn verbijstering te kunnen zien wat er gebeurde. Opeens wist ik, dat ik er goed aan doe, onze eigen viervoeter nooit alleen in de tuin achter te laten, wanneer ik wegga of boven in huis bezig ben. De vrouw – in haar ogen nog altijd die uitdrukking van “dat varkentje zal ík wel eens eventjes wassen” – duwde namelijk de hond iets eetbaars in zijn bek!

Het was dat ik niet onmiddellijk kon stoppen. Dat ik terstond ging twijfelen of ik het echt goed gezien had. Of zag ik in mijn spiegel, dat de handeling herhaald werd?

Zoiets kan en mag mijns inziens niet. Zoiets vind ik hondsbrutaal. Niemand zou ongevraagd mijn hond iets mogen voeren, omdat hij nu eenmaal niet alles mag hebben of kan verdragen. 

Nu betrap ik mezelf erop, dat ik me van tijd tot tijd afvraag hoe het dit dier is vergaan. Zou hij er hondsberoerd van geworden zijn? Zou hij überhaupt nog leven? Was ik maar alerter geweest, had ik maar kunnen stoppen. Moet ik eens poolshoogte gaan nemen bij de villa? Of kan ik volstaan met het verspreiden van dit nieuws – een gewaarschuwd mens telt per slot voor twee. Verlies je hond nooit uit het oog!