zondag 24 april 2016


De bloemetjes buiten zetten

Op 8 maart jongstleden, De Internationale Dag van de Vrouw, toog ik naar Amsterdam. Het was lang geleden dat ik daar een nacht zou verblijven. En dat ik mijn vriendin Miriam terug zou zien. Een vriendin die ik leerde kennen in Aix en Provence, inmiddels zo’n 22 jaar geleden. Destijds was ik lid van een serviceclub voor vrouwen, de Ladies’ Circle genaamd. Net als Rotary, Lions en Round Table stond “vriendschap” hoog in het vaandel en natuurlijk het verlenen van service. In de regel was dat het steunen van goede doelen. Hetzij financieel, hetzij daadwerkelijk.

De leukste vriendschappen hield ik eraan over. Zoals ook die met de Nederlandse Miriam, destijds bezig een Ladies’ Circle op te richten in Le Puy, midden Frankrijk. Ja, de “linzenstad”. Zij woonde daar al erg lang als echtgenote van haar jeugdliefde. Een Fransman. Zij hebben drie inmiddels volwassen kinderen. En in 1995 bezochten wij beiden de installatie van Ladies’ Circle Aix en Provence. Men had “die Nederlandse” naast mij gezet of omgekeerd: naast haar. Onmiddellijk was er een klik, we lachten de hele avond en bleven dat tot nu toe doen. Voor vriendschap, echte vriendschap, is afstand geen barrière.

Welnu: op die 8e maart had ik met Miriam in Amsterdam afgesproken. Zij is inmiddels bloemist geworden en samen met een aantal andere Franse fleuristes kwam zij in Nederland inkopen doen. De avond zou ik dus niet alleen met haar, maar ook met vier mij onbekende bloemenmannen doorbrengen en nog één bloemenvrouw, Edith. Aan mij de eer een restaurant te kiezen en dat werd een gok. Restaurant Harmsen. Later bekeek ik de website eens goed. Laat het nu toevallig vroeger een bloemenzaak geweest zijn?

Bij een tweede gesprek met een medewerker maakte ik er melding van dat ik zou komen met een tafel vol bloemenmensen. Aanleiding om ons dan maar in de etalage te zetten aan een gezellige grote dis. Dat werd natuurlijk volop gefotografeerd.

Ongelooflijk maar waar: vanaf de eerste minuut hadden we plezier. Het werd de vrolijkste avond die ik in tijden beleefd had. Mijn Frans haperde hier en daar, waardoor ik echt niet alle grappen begreep, maar vanuit je tenen te kunnen lachen met mensen die je amper een paar uur kent, terwijl zij een andere taal gebruiken dan de jouwe, is fenomenaal leuk. Daarnaast gingen de gesprekken ook nog ergens over en werd er met mate gedronken, want de hele club moest de volgende ochtend vroeg opstaan om in Aalsmeer nogmaals op inkooptour te gaan.

Ze brachten me tot aan de deur van mijn hotel, ik werd omhelsd alsof ik niet één, maar zes goede vrienden gedag zei. Dat noem ik nou eens: “de bloemetjes buiten zetten”.  Voor herhaling vatbaar.


Fileleed en bumperkleven                                                                         

Werk bracht mij in februari op ’s Neerlands snelwegen en dreven. Om precies half 10 en om 14.00 uur werd ik op locatie verwacht in diverse steden en dorpen. Aangezien ik aan files een bloedhekel heb en daarin niet een uitzondering zal zijn, besloot ik in diverse hotels te verblijven. Relaxed wakker worden, uitgebreid douchen, ontbijten en binnen hooguit een kwartier aankomen op het gewenste adres. Tussen de middag een korte rit naar de volgende. Om uitgerust de gesprekken te voeren met mensen die tijdens hun militaire diensttijd uitgezonden waren naar oorlogsgebieden en die daar een Posttraumatische Stressstoornis hebben opgelopen. Let op: stoornis, níet, zoals vaak wordt gezegd, een syndroom (i.e. een verzameling van ziektesymptomen), maar dit terzijde. Ik noem het, omdat het in feite een (oorlogs)verwonding is. Door gedurende korte of langere tijd onder extreem hoge druk gestaan te hebben of in machteloze doodsangst verkeerd te hebben, blijven ze ernstige klachten houden. Ze worden zwetend wakker, hebben nachtmerries, herbelevingen. Bij een nieuwe voor hen onveilig aanvoelende situatie krijgen ze hartkloppingen, transpireren ze, worden ze agressief. Ze zijn constant op hun hoede, bang of boos, ontredderd. Geluiden of geuren die horen bij die traumatische gebeurtenis kunnen ook onmiddellijk heftige reacties oproepen. Een uiterst vermoeiende situatie voor de patiënt zelf en voor zijn gezin. Een gesprek met hen aangaan verdient opperste concentratie en is dus naar mijn mening niet te verenigen met een lange vermoeiende filerit vooraf.

Het is me in deze periode opgevallen, dat diverse wegen eigenlijk altijd druk zijn. Dat er heel vaak erg hard gereden en slecht, onaandachtig ingehaald wordt. Het meest onvoorstelbare vind ik, dat mensen bumperkleven en daarmee risico’s lopen voor zichzelf, voor hun eventuele passagiers en zeker ook voor hun medeweggebruikers. Vooral bij regen, wanneer je remweg langer is. Het lijkt mij begrijpelijk dat je afstand houdt en dat je voorganger soms gewoonweg niet harder kán rijden, omdat hij domweg niet dwars door zijn voorganger heen kan denderen. Hij dient zich dus aan te passen aan de rest of je dat nu leuk vindt of niet. Maar nee, dan zit er – op de rechter filestrook – weer zo’n kek wijffie in haar koekblik met haar neus op het stuur vrijwel bovenop jouw bumper te drammen dat je gas moet geven. ‘Schat de situatie eens in,’ zou ik dan willen zeggen,’houd het overzicht!’ Is er vóór jouw voorganger géén ruimte, dan heb je je over te geven aan de flow of kun je misschien beter inhalen. Hoewel je vervolgens een stuk verderop naast elkaar bij een stoplicht staat.

Mijn hotelovernachtingen hebben hun geld dus opgebracht. De A9 kende dramatisch lange files die ik nippend aan een cappuccinootje bij het ontbijt of aan een proseccootje bij mijn avondsalade ontspannen heb mogen omzeilen. Het lijkt me verschrikkelijk tweemaal daags een half uur stil te moeten staan.

Gisteren had ik bij Arnhem mijn laatste gesprek, waar ik alle tijd voor nam. Later besloot mijn TomTom een snellere route voor me te kiezen in verband met de lange avondspits en een file bij Nieuwegein. In het duister gaf ik me over aan het ding. Zo nam ik vanachter beruitenwisserd glas plaatsen (of contouren daarvan) waar, die ik tot nu toe links had laten liggen. Bunnik. Grote delen van Utrecht. Oud Zuilen. Om vervolgens eindelijk weer terecht te komen op de A2. Wat een zegen vrijwel altijd thuis te kunnen werken!

PTSS’ers heb ik veel beter dan ooit begrepen. ZZP’ers ook. Zonder met ze in gesprek te gaan. Al was het juist wél met elkaar in gesprek gaan een onvergetelijk mooie, intense en vaak ontroerende ervaring. Hulde aan deze veteranen die allemaal de liefde en toewijding van hun gezin tot in het diepst van hun ziel mochten voelen. Fileleed is daar niets bij. De wereld kent ongekend sterke mensen die weten wat onvoorwaardelijk houden van is in goede en slechte tijden. Zij zijn deels de TomTom van de PTSS’er, die zich aan hen durft over te geven en die hen soms omleidt bij obstakels. Voor deze gezinnen neem ik mijn pet diep, érg diep af. 
 
             

Pleister op de wond                                                                        

Vrijdagochtend. Normaal gesproken schrijf ik dan mijn column voor Het Bergens Nieuwsblad. Maar mijn hoofd staat er niet naar. Zaterdag ga ik naar een begrafenis van iemand die me heel dierbaar was en die in vroegere jaren zeer belangrijk geweest is in het leven van mijn in 2004 overleden moeder. Ik wil zelf voor hem een bloemstuk maken, er zijn nog wat andere verplichtingen en de afspraak bij mijn kapster wil ik niet alwéér afzeggen.

Terwijl zij mijn haren wast, stel ik me voor dat ze ook mijn gedachten uitspoelt. Die zijn overal en nergens. Daarom lukt het zeker niet. Ze manoeuvreren zich, wars van shampoo en conditioner, gewoon overal tussendoor. Ze zijn even bij die bloemen – wit met blauwpaars, vind ik. Bij de rit richting Breda – bijtijds weg! Bij andere vriendinnen die in een moeilijke fase van hun leven verkeren of die juist net een kerngezond kleinkind kregen. Als de dag van gisteren herinner ik me, hoe ze hun eigen baby voor het eerst aan mij toonden. De jaren, hoe bewust doorleefd dan ook, razen voort. 

Zo is het plotseling dan toch zaterdag geworden en ben ik onderweg naar die begrafenis. Mijn TomTom vertelt mij exact hoe ik rijden moet. Ondertussen kijk ik naar de weg, naar het verkeer dat op dit tijdstip betrekkelijk kalm aan mij voorbij glijdt, zodat er ruimte is voor mijmeringen. Mijn auto voert me langs plaatsnamen waar veel herinneringen liggen, omdat ik op diverse plekken in ons land heb gewoond. Regelmatig doe ik ze aan, vanwege allerlei vriendschappen. De waarde daarvan bracht mijn moeder mij al vroeg bij. Hoe je ze ondanks de afstand onderhoudt, zodat ze een levenlang meegaan. Met aandacht. Aandacht voor elkaar, voor de gebeurtenissen die over en weer plaatsvinden. Met liefde, steeds méér liefde. Want van lieverlee wordt vriendschap verwantschap. Je hebt elkaars vader en moeder gekend, die zo nodig een pleister plakten op de knie die je in hun tuin stukviel. Met een kusje toe. Troostrijk. Sommigen zagen me als een bonuskind. Nauwelijks lasten, want na verloop van tijd ging ze weer naar huis, u kent dat misschien. Zelf vind ik het dierbaar wanneer wij in elkaar soms onverwacht iets terugzien van onze ouders. Zelfs al zijn het trekjes, waar je vroeger samen hard om moest lachen, terwijl je uitriep: “Zo word ik nooit, hoor!” Grappig, hoe de geschiedenis zich verpletterend kan herhalen. 

Terwijl ik achtereenvolgens de Lek, de Bovenmerwede en de Bergsche Maas overbrug – het lijkt een wereldreis – zijn er veel vriendinnen en gebeurtenissen mijn revue gepasseerd. Veel landschappen ook, waarvan ik de schoonheid heb mogen ondervinden. Dat goudgeel van het bloeiende koolzaad in Zuid-Holland, de vrolijk dartelende lammeren in het sappige voorjaarsgras van vele weilanden, de uiterwaarden. Zwemmen met mijn drie labradors bij het stille strandje van de rivier tussen Sleeuwijk en Werkendam. Het onnoemelijke schouwspel van de ondergaande zon, weerspiegeld in dat gestaag voort stromende water. Het knotten van wilgen in eindeloos berijpte landerijen. Zoveel rijkdom in alleen maar één – naar ik hoop nog heel lang onvolbracht – mensenleven.

En dan: een laatste stoplicht, een saaie woonwijk, de prachtige kerk waar ik moet zijn in het hier en nu. Hoe dierbaar is het dat je het vertrouwen wint van de vrienden van je ouders, zodat ze je onvoorwaardelijk omarmen. Dat je die vriendschappen zomaar mag overnemen en cadeau krijgt, opdat je postuum leert losse verbanden te begrijpen.

Tot ten slotte ook van deze vriend het laatste uur geslagen heeft en je in de stoet meeloopt naar zijn graf. In zijn hart rusten onbetwist duizenden herinneringen, een schatkist vol. Daartussen glinstert wat van degene uit wie ik voortkwam. Hoe wonderlijk dat iets van mij zich daar tegenaan mag schurken. Dat maakt de dood opeens een beetje minder pijnlijk. Hoe nabij kun je elkaar zijn? Door er zo naar te kijken is dit misschien een verse pleister op de wond? Wellicht ook voor u... Van harte wens ik iedereen, die het nodig heeft, troost toe.