Janneke
Enige
tijdgeleden doorkruiste ik supermarkt Deen en kwam ik tot mijn blijdschap mijn
oud-leerlinge Janneke tegen. Als lerares handenarbeid, tekenen en
gezondheidskunde (het vak dat kort tevoren nog gewoon kinderverzorging en
-opvoeding heette) was ik verbonden aan een school voor Lager Huishoud- en
Nijverheidsonderwijs in het dorp Roelofarendsveen, “onder Schiphol” en niet ver
van Leiden. Een schoolsysteem dat nooooooit had mogen verdwijnen en een
leerling, zoals je er twintig in een dozijn zou willen. Hoezo kleinere klassen?
Direct na de basisschool stroomde zij in en gedurende vier jaar volgde ik haar
ontwikkeling en vorderingen en zij mijn lessen, wellicht met net wat minder
plezier, maar ja..., school blijft altijd school.
We
hebben het hier over lang geleden, toen ik veel jonger was dan Janneke nu. Haar
ontmoette ik vele jaren na die periode in Bergen, toen ik daar fitnessinstructeur
was in De Beeck en terwijl ik dit typ, realiseer ik me, dat het wel bijzonder
is, dat ik Janneke zoveel onder mijn hoede mocht instrueren. Het duurde
destijds even voordat ik haar überhaupt herkende, al had ze vanaf dat ze begon
met fitnessen iets over zich dat me vaag vertrouwd voorkwam. Toen ik op een dag
toch eens keek hoe haar achternaam luidde, viel het muntje en vroeg ik haar of
ze uit Roelofarendsveen kwam. Ze knikte bevestigend en zei, dat ook ik wel iets
had dat haar aan iemand herinnerde. Zodra ik mij bekendmaakte, lachte ze en
riep ze al cardio trainend op het stepapparaat: “Oooo, ja, juf Ecury! Streng
maar rechtvaardig!” En we moesten hartelijk lachen. Want gelijk had ze. Ik
hield van orde in de klas en “nee” was consequent “nee”.
Van
tijd tot tijd kwamen we elkaar tegen, maar juist toen ik me onlangs al fietsend
naar de Deen zomaar opeens zonder aanleiding afvroeg of ze Bergen misschien
verlaten had, omdat ik haar lang niet gezien had, kwam ze op de koekjesafdeling
opeens in beeld. Dat was toch sterk! We wisselden een praatje-pot en het was
meteen vertrouwd en grappig. Ongeveer ter hoogte van de thee vertelde ze dat ze
een andere partner had, ook uit “de Veen”. Meteen dacht ik: misschien iemand
van de “tech”? Zo noemden de huishoudschoolmeisjes de jongens van de technische
school (een onderwijssysteem dat evenmin had mogen verdwijnen). Kortom: ik was
weer helemaal terug in dat dorp waar ik met zoveel plezier gedurende tien jaar
gewerkt heb. We waren allebei tamelijk gestrest tussen de gespreksstof door
onze boodschappen aan het vergaren. “Ben je gelukkig met hem?” vroeg ik en dat
bevestigde ze met die stralende lach van dat grietje van vroeger. Met haar
hoofd wees ze naar het roomboterbanketeiland tegenover de kaas. “Daar kom je
hem tegen,” zei ze, alweer azend op een ander product, terwijl ik langs hem
liep. “Dat hebben jullie goed voor elkaar,” knikte ik hem toe. “Ben je zuinig
op haar?” En bij het teruglopen, richting kassa: “Je hebt een juweeltje, hoor,
altijd al geweest, en ik kan het weten, ik was haar juf. Je boft, ze is lief en
kan alles!” En echt, ik zei niets te veel. Janneke kreeg naast míjn lessen o.a.
wiskunde, Duits, Engels, naaldvakken, gymnastiek, koken, bakken en informatie
over voeding (huishoudkunde). Daarnaast kregen we geen ijsvrij tijdens de
winterperiode, maar gingen we met al die meiden schaatsen op de Braassemermeer.
Als dat je niet allround vormt…? Haar vriend bevestigde dat, want de vele
facetten van Janneke had hij vast en zeker al ondervonden. Een vrolijk
momentje, daar in de Deen.
Maar
op weg naar huis bedacht ik me, dat ik echt geen woord teveel gezegd had. En ik
realiseerde me, dat het geven van onderwijs bijzonder is. Dat je kinderen iets
bijbrengt voor de rest van hun leven, hoe belangrijk is dat? Hoe mooi is het
een oud-leerling tegen te komen en te kunnen constateren dat je een bescheiden aanzet
hebt mogen leveren aan haar ontwikkeling, zodat ze vervolgens een geheel eigen
weg kon vinden? Dat dit in het geval van Janneke toch maar mooi heel góed
gelukt was. Het onderwijs mag dan niet zo goed betalen, het rendement echter is
hoog en dat is niet in geld uit te drukken!
Deze blog verscheen als column in het Bergens Nieuwsblad van 1 maart 2017