maandag 29 augustus 2016


Blik buiten de grenzen

Een anekdote die mijn moeder graag rondbazuinde, was die over mijn eerste bezoek aan de oogarts. Ik was vijf, heel klein van stuk en had problemen met mijn linkeroog. Werk aan de winkel voor “oom Johan”. Niet dat deze oogarts een broer was van één van mijn ouders. Op Aruba was alles redelijk overzichtelijk en wij, kinderen, hadden véél bonusooms en –tantes die we met grote regelmaat ontmoetten op het strand. Oom Johan, van oorsprong een Nederlander, kan ik nóg uittekenen. Brildragend en mager, een man met gelijkmatige, fijne gezichtstrekken. Na een uiterst precies onderzoek concludeerde hij dat ik behoorlijk bijziend was. “O, mijn God,” schijnt mijn moeder verschrikt uitgeroepen te hebben. “Nu moet ze een bril!” Terwijl ik vol vertrouwen hoog naar hem opkeek en oom Johan zijn hand beschermend op mijn bol legde, antwoordde hij vinnig: “Nou en? Dit kind komt heus wel aan de man, hoor!” Grappig, dat ik onlangs in Amsterdam werd voorgesteld aan een jongere man. Bij het horen van zijn achternaam, riep ik enthousiast dat mijn allereerste oogarts zo heette. Bleek ik oog in oog te staan met diens neef, een échte oomzegger.

Jarenlang was ik de enige van de klas die een bril droeg. Iedereen wilde hem een keertje opzetten. Tevens waren er medescholiertjes die er uit het diepst van hun hart ook één wensten. Kortom: de bril bracht mij zomaar extra aandacht. Al werden de glazen telkens sterker, totdat het fenomeen harde “contactlenzen” zijn intrede deed. Op Wikipedia lees ik, dat Leonardo da Vinci in 1508 al de eerste contactlens ontwierp en dat zijn idee door wetenschapper René Descartes werd uitgewerkt, maar die kwam niet verder dan allerlei berekeningen en omschrijvingen. Ze werden telkens weer van de plank gehaald tot in 1888 de Franse oogarts Kalt een systeem ontwierp met glazen die op het hoornvlies dreven. Vanaf dat moment bleef men bezig met de ontwikkeling ervan, mede door de komst van nieuwe materialen, zoals perspex. Zo werd het dragen van contactlenzen in de VS reeds in de jaren ’50 van de vorige eeuw populair, hoewel de meeste mensen er niet tegen konden… Na 1970 gingen de ontwikkelingen snel en werden die flinterdunne  “glaasjes” draagbaar, zodat in 1975 de eerste zuurstofdoorlatende harde contactlenzen konden worden geproduceerd. Destijds werkte ik nét als lerares handenarbeid vaak met hout of klei en beklaagde ik me soms over mijn eeuwig stoffige brillenglazen bij mijn toenmalige vriendje uit Zweden, een land dat zo’n 20 jaar op ons vóórliep. Hij deed ze me cadeau. Tot op heden ben ik hem daar dankbaar voor, ofschoon mijn leerlingen me véél knapper vonden mét bril en ze hun commentaar niet onder de schoolbanken staken. Dan knipoogde ik in gedachten naar oom Johan, al trouwde ik niet met deze Sven (maar verwerkte ik enige herinneringen aan hem en aan de Zweedse taal wel zo’n dikke drie decennia daarna in mijn roman “De rode appel”).

In de loop van deze lange, mooie tijd ging mijn zicht, vooral aan dat ene linkeroog, stiekem verder achteruit. Vermoeiend, om niet alles meer scherp te kunnen zien en lichtgevoelig te zijn. Vervelend ook, dat je mensen soms echt niet herkent, totdat ze zowat naast je lopen – tja, dichtbij zie ik zonder hulpstukken alles nog haarscherp. Oogartsbezoek was onvermijdelijk, de diagnose onverbiddelijk en die harde lenzen moest ik aan de wilgen hangen… Staar. Maar wat een wonder, dat inmiddels de ontwikkelingen dusdanig zijn, dat een lensje op sterkte “ingebouwd” kan worden. En dat wij wonen in een land waar dit voor iedereen haalbaar is! Want al zappend zoog de tv mij bij toeval gisteren het arme Moldavië binnen via “Max maakt mogelijk” NL33INGB0000004567. Daar  hebben veel oude mensen cataract in een dusdanig vergevorderd stadium, dat ze volkomen blind zijn. Verschrikkelijk tragisch dat ze een staaroperatie van € 240,00 niet kunnen opbrengen. Bij ons kost het een veelvoud daarvan, maar het wordt (deels) vergoed. Reden temeer voor mij om straks, als ik weer verziend ben, in Moldavië óók iemand te helpen en misschien doet u met me mee?

Voor nu functioneert mijn reservebril redelijk. En gelukkig ben ik aan de man, nota bene een naamgenoot van mijn eerste oogarts, oom Johan. Ach, what’s in a name? (citaat uit: “Romeo and Juliet”, by William Shakespeare). Ook met staar blik ik graag buiten de grenzen.
 
Giselle in 1959 met mijn eerste bril
 

2 opmerkingen:

  1. Hallo Gisèle, mijn naam is Anja (1971) en ook ik begon een paar maand geleden een blog, deze handelt over mijn hoge bijziendheid : www.hogemyopie.blogspot.be . Ik vertel er mijn levensverhaal, de gevolgen (extra oogziekten) door de hoge bijziendheid, geef tips en anekdotes. Ik heb ondertussen ook een facebookpagina : hogemyopie. Ik vond hier dit verhaal van jou. Heb je nog pagina's die handelen over je bijziendheid? Heb je, buiten staar, nog problemen gehad met je ogen? Kom ook gerust een kijkje nemen op mijn blog. Heel veel groetjes, Anja (ik zag al een paar keer Aruba verschijnen op mijn statistiek van blogspot :-)...)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Contact opnemen met heer Bubuza is het beste wat mijn huwelijk ooit is overkomen, mijn huwelijk werkte niet, mensen adviseerden me om van mijn man te scheiden omdat hij een chronische bedrieger en een dronkaard was, het was een zeer vreselijke situatie om samen te leven met een dronkaard en bedriegende echtgenoot, alles wat ik wilde was een verandering, dus nam ik contact op met heer Bubuza voor hulp via WhatsApp: +1 505 569 0396. Hij vertelde me dat hij mijn verbintenis met mijn man zou herenigen met zijn spreuk, heer Bubuza vertelde me wat ik moest doen, wat ik deed onmiddellijk en vandaag vier ik het omdat mijn man helemaal is gestopt met drinken en vreemdgaan. Neem contact met hem op voor hulp via WhatsApp: +1 505 569 0396 of via e-mail:: lordbubuzamiraclework@hotmail.com

    BeantwoordenVerwijderen