Moeten of mogen?
In mijn prilste jeugd werd me verteld dat je dingen mócht en
dingen móest. Onder “mogen” kon je uitkomen, het was niet verplicht, zoals
“moeten”. Zo moest je bijvoorbeeld dagelijks je tanden poetsen. Dit moet nu
eenmaal, als je zo lang mogelijk je gebit wilt behouden. Ouders willen dat voor hun kind en dus moet
dat kind daaraan meewerken. Punt.
Ging je
vroeger naar de dokter, dan “moest” je daar terplekke óók heel wat. “Doe je
mond eens open, nu moet je je tong uitsteken en “A” zeggen. Je moet diep inademen
en lang uitademen, dan beluister ik je longen. En nu moet je je omdraaien.” Er
is niets mis met dit moeten. Als lerares van net aan 22 zei ik ook (terecht) tegen
mijn leerlingen dat ze na de handenarbeidles hun eigen rommel op moesten ruimen.
Wanneer
heeft er opeens een softe omslag plaatsgevonden, zodat “moeten” plotseling
“mogen” werd? Op grond waarvan? Onlangs moest ik – jawel, het moest! – een
dexascan laten maken om de botdichtheid te laten bepalen. Wanneer je botten
broos worden, begin je te krimpen, dus gaat er een lengtemeting aan vooraf.
Heel logisch en eveneens belangrijk, zo’n meting, een “must” zullen we maar
zeggen. Maar nee: “U mag uw schoenen uitdoen en daarna mag u bij de meetlat gaan
staan. Dan mogen nu de hielen helemaal tegen de muur.” Er werd zwijgend wat
gerommeld aan de liniaal. Het duurde lang. Zodra het volgende “Dan mag u…”volgde, dacht ik dat het klaar
was, dat ik weg mocht ten behoeve van deel 2 van het onderzoek. Dus ging ik
door de knieën om vlug onder de dwarslat weg te kunnen. FOUT! “Hè, niet door de
knieën gaan, dat gaat niet werken!” klonk het bestraffend. Alsof ik dat niet
zou weten. Zou ik er zo dom uitzien? Of zou het liggen aan het feit, dat ik
niet móest staan waar ik stond, maar mócht? Ging er binnen in mij een soort
automatisme werken – dingen die mogen zijn geen plicht… Had deze dame die
dagelijks niets anders doet dan dexascans maken met daaraan vooraf een meting
mijn lengte dan nog steeds niet bepaald? Oeps. Snel drong ik mijzelf terug in
positie, gespannen afwachtend. Ja. Nu mocht
ik écht weg voor een nieuwe opdracht. “ U mag
op de weegschaal gaan staan!” was het volgende kleurloze bevel. Mogen of
moeten, dacht ik. Als het niet per se hóeft, dan winnen we tijd bij mijn
weigering…
“Zo, dan mag u nu op uw rug het
bed gaan liggen,” klonk het zodra ook het gewicht genoteerd was. De dame bestudeerde
mijn status. Ze zuchtte. Er volgden allerlei aanwijzingen, van die dingen die
ik mócht opvolgen, maar wel snel en goed, graag. “Wat gebeurt er als ik het nu
eens níet doe?” voelde ik me recalcitrant worden. “Als ik gewoon zeg, dat ik op
mijn zij wil liggen, of op mijn buik?”
Flauw, natuurlijk. Maar hoe
langer ik erover nadenk, hoe krommer ik het vind, dat je in ons land geen
instructies krijgt op de meest efficiënte manier, in dit geval door gewoon van
een patiënt vriendelijk te verlangen wat hij móet doen om binnen een zo kort
mogelijke tijd een optimaal resultaat te bereiken ten behoeve van zijn
gezondheid. Laten we daarom het moeten weer gebruiken waar het voor dient!
Je moet al zoveel? Is dat het?
Welnee. We wíllen de hele dag door teveel. Leg díe lat gerust een beetje lager
voordat je door de knieën gaat voor dat heilige moeten. Het werkt!