maandag 30 januari 2017


Poep aan mijn schoen                                                 

Striptekenaar Jan Kruis is 19 januari jongstleden overleden. Waarom ik daar nu opeens aan denk? Omdat ik altijd dacht, dat het met de hondenpoep in onze gemeente best meevalt. Maar donderdag speelde het lot een spelletje met me. Mijn zool was nog niet schoongemaakt of tijdens de volgende wandeling met onze viervoeter was het gelijk weer foute boel. Niet dat het de grote boodschap van mijn eigen hond betrof. Buitengewoon kieskeurig als zij is, legt ze hem onder de struiken of diep langs een sloot, doorgaans niet de plaatsen waar je gemakkelijk doorheen banjert. Bij de tweede keer dat ik dus ontdekte – zoals mijn moeder altijd zei – “dat ik in het geluk getrapt had”, moest ik denken aan Jan Kruis. Was het niet het vriendje van één van zijn kinderen dat altijd “Jeroen, poep aan je schoen” meekreeg? Nu liet ik het volgen op: “Giselle, stomme oen”, daar ik pas achter mijn computer plotseling róók dat ik dit “geluk” op de een of andere manier níet kwijt was… Vreemd, want ik had vroeg in de middag mijn beide zolen toch superschoon geboend?

Onhandig borstelend boven de plee realiseerde ik me, dat we het alledaagse leven toch beter, net als wijlen Jan Kruis, vol humor en zelfreflectie zouden moeten bekijken. Even nam ik dit minitafereeltje onder de loep, zoals hij dat zou doen. Zoiets relativeert enorm. Dus vandaag gingen Hondlief en ik weer vrolijk flink in de benen, dit keer bedacht op smurrie. De zon scheen, de vorst zat nog in de lucht: tijd voor een wandeling naar Bergen via het bos. Ligt het nu aan mij? Of staat de modus van mijn onderbewustzijn als een soort Wensenmagazijn à la mijn dierbare oud-collega-columnist Josje de Klerk nog steeds aan op: “poep aan mijn schoen”? De hondenbelasting is nog niet afgeschaft, of verdorie – het eerste drukwerk van andermans hond ligt al op mijn pad. Het was nog redelijk gemakkelijk onder het struweel te schoppen, iets wat ik in zo’n geval doe. Schoenpunt even schoonvegen aan een graspol en hup, weer verder. Vervolgens zie ik, dat het voetbalveld tegenover de Teun de Jagerschool bevuild is. Daar wordt door de jeugd gesport, dus dan vind ik dat wij, hondenbezitters, verplicht zijn ervoor te zorgen dat kinderen hier niet door ándermans nalatigheid iets kunnen oplopen. Het is zo eenvoudig een paar zakjes bij je te stoppen, dus: inpakken die shit. Lastiger is het dit vrachtje te lossen. In Schoorl heerst een ernstige vuilnisbakkenschaarste. Maar vooruit, zwaar is het niet, dus zit er niets anders op het voorlopig mee te nemen.

Bergen-Centrum. De stoep tegenover “Hotel de Heerlijkheid”. Oeps. Alweer zowat een uitglijder. Wat heb ik toch? Ik staar naar een vers setje uitwerpselen. En natuurlijk heb ik nu geen poepzakje meer. Het risico lopend dat mijn uiterst hygiënisch te werk gaande zwarte schicht zou worden aangezien als de schuldige stoeppoeper loop ik noodgedwongen door. Vreemd eigenlijk, dat in Schoorl en Bergen aan Zee zakjes voor dit doel hangen, maar dat ze in geen velden of wegen te bekennen zijn, als de nood het hoogst is – in het centrum van Bergen. Alsof wij in Schoorl barbaarser zijn… Dit is nog altijd bedoeld, zoals Jan Kruis er wellicht naar zou kijken, trouwens, met humor. Al heb ik voorlopig mijn buik wel vol van de ontlasting van andermans hond. Want hoe dramatisch de politieke staaltjes shit ook zijn op plaatselijk, landelijk en wereldniveau, het blijven toch de kleine dichtbij-huis-dingen waar je dagelijks over struikelt, als je niet uitkijkt. En dáár kunnen we met zijn allen wél iets aan doen, toch? Met overal (grof gezegd) schijt aan hebben, los je per slot echt niets op.

Enige dagen na dit voorgaande geschreven te hebben, pieker ik op de fiets, of ik deze hersenspinsels nu wel moet insturen. Het Dennenlaantje inrijdend via de Noordelijke Nollen zet de late middagzon me opeens vól in het licht. Mijn vrij lange schaduwbeeld fietst verguld recht voor me uit, te bijzonder om niet naar te kijken. Opeens moet ik remmen, mijn adem houd ik in. Vlak voor me zit een dikke, roodkoperen kat. Edgar Allen Poes, de Je-weet-wel-kater van Jan Kruis? Het dier kijkt me aan, geeft me kopjes en verdwijnt dan nuffig, de staart (mét krul) omhoog, in de bosjes, alsof hij zeggen wil: “Pff, mens! Gewoon doen, poep aan je schoen!” Dag Jan Kruis, humorvolle striptekenaar, (levens)kunstenaar, bedankt, rust zacht.   

Anoniem                                                                                 

Het jaar is alweer lekker op dreef. Gelukkig maar, het leven gaat nu eenmaal onder alle omstandigheden gewoon door. Niet dat het altijd zo leuk is. Sommige ontwikkelingen vind ik ronduit zorgwekkend. Dan focus ik me op het goede, een positieve levenshouding brengt ons verder, is mijn stellige overtuiging. En veel loopt gesmeerd, al jaren, zodanig dat we in feite verwend zijn en al struikelen over het minste of geringste dat ons niet zint. Waar mogelijk de humor ervan blijven inzien, is mijn devies.

Met die wetenschap heb ik me in 2016 schrap gezet toen ik gedurende maanden ten minste twee, zo niet meerdere keren per dat gebeld werd door een anonieme beller of misschien wel door meerdere anonieme bellers of via mij volslagen onbekende nummers. Wanneer ik opnam, hoorde ik niets of werd ik in het Engels met een accent toegesproken. Reden om vriendelijk doch beslist op te hangen. En dat, terwijl ik al meerdere keren het gehele menu van het bel-me-niet-register heb doorlopen. Vanaf het moment dat ik me begon te ergeren, zocht ik het mij onbekende nummer op via Google. Tien tegen één dat er waarschuwende berichten over te vinden waren. Best irritant om ten minste 2x per dag gestoord te worden in je werk door de telefoon die je vervolgens moet laten overgaan tot de tegenpartij er klaar mee is. Dat noem ik dus telefoonterreur. Dan verlang ik naar het goede van de oude tijd.

Alsof dat nog niet genoeg was, bleek omstreeks september dat het e-mailadres, dat gekoppeld is aan mijn website, gekaapt is en ja, dát kun je dus niet uitzetten. Zo ontvang ik de hele dag door berichten van mij onbekende zielen met allerlei exotische namen, via mijn aan mijn eigennaam gebonden e-mailadres. Mijn mailbox stroomt dus over en het vervelende is, dat je toch al die berichten snel even moet scannen, want er kan iemand werkelijk informatie bij je willen opvragen over je boeken of werkzaamheden. Dat kost tijd. Ik vermoed dat het om één en dezelfde persoon gaat die mijn adres verbindt aan honderden nepbedrijven en/of zogenaamde financiële hulpverleners, die wel allemaal gemeen hebben dat ze mij willen verleiden een link te openen, natuurlijk met allerlei gevolgen van dien. Een paar keer per dag, als ik mijn aandacht dien te richten op het verwijderen van die berichten, verlang ik dus naar ál het goede van de oude tijd. Het kost me soms alles bij elkaar een uur. Dat is diefstal!

Onlangs bekeek ik toch eens wat mij zoal via mijn info@adres werd aangeboden. Van oogdruppels tot houtbewerkingsprojecten, een haaientank om binnen een week mijn vet mee te verbranden tot mijn gewenste gewicht, een wonder-anti-obesitasdrankje, dan wel iets om op eenvoudige wijze mijn batterijen te vernieuwen. Nu kon ik in die periode wel wat extra energie gebruiken, alleen al door de immense nonsens die de revue passeerde. Zouden er nu werkelijk mensen zijn die denken dat anderen hier behoefte aan hebben? Dan zwijg ik nog over de seksualiteit bevorderende zooi die me werd aangeboden, echt heren, dingen die ik u met de beste wil van de wereld niet zou willen aandoen, maar die me doet vermoeden dat wereldprobleem nummer één toch wel te maken heeft met erectieproblemen. En alles in dat Engels: “How my ex would crawl back to me” (Viviana), “How my husband would be hard all night” (Mildred) – dat bedoel ik dus, heren, die Mildred! Je moet er toch niet aan denken! – of, ook leuk getoonzet: “How to get him a stiffy” (Kelly) of “How to get your husband’s equipment better” (Jayden). Tragisch! In meerdere opzichten, als u begrijpt wat ik bedoel. Ook hier ben ik helemaal klaar mee. Het valt niet meer te ontkennen: ik verlang naar die goede oude tijd.

Het positieve? Het schijnt niet te liggen aan mijn al enigszins vorderende leeftijd. Je hoort het brommen bij alle generaties. Nu ben ik dus héél benieuwd wat de techniek voor ons in petto heeft om op eenvoudige wijze te kunnen ontkomen aan de frustraties van anderen die jou daarmee lastig vallen. Eén maatregel hebben wij zelf genomen. We hebben sinds kort een geheim nummer. Nu ben ik zélf een anonieme beller… En opgelet: inmiddels werkt mijn website www.giselle-ecury.nl weer met een contactformulier, info@giselle-ecury.nl is afgesloten.
 
 

Samen op weg in 2017                                                                                        

De klassieker “Alleen op de wereld”, van de auteur Hector Malot, is verfilmd en was te zien op de tv. Onze streekgenote Mieke de Jong werkte mee aan het scenario. Als kind las ik de versie die mijn moeder in 1933 als 10-jarig meisje gekregen en stuk gelezen had. Het is de volledige uitgave met “48 illustratiën van Tj. Bottema en J.W.M. Wins”, uitgebracht door uitgeverij P.D. Bolle te Rotterdam, lees ik, de 19e (!) druk van een nieuwe bewerking door J.M. Bloemink-Lugten en F.H.N. Bloemink. Dat moet Bergenaren aanspreken, want iedereen herinnert zich dokter Lugten, de huisarts, nog wel. Ik doe dat en kan hem nog uittekenen. Zou mevrouw Bloemink een tante van hem geweest zijn?

Naar de televisieafleveringen kon ik niet kijken. Misschien wílde ik er niet naar kijken. Bij het originele verhaal fantaseerde ik eigen beelden. Als ik daaraan terugdenk, zie ik de oude Vitalis zó voor me, hoe hij zich ontfermde over de jongen die alleen was op de wereld. Het kind Remi, de honden die zich bij hen aansloten. Dit heeft er zeker voor gezorgd, dat ik in honden een grenzeloos vertrouwen kreeg en ervan droomde ze zélf te hebben. Een droom die uitkwam, de volgers van mijn columns weten dat. Inmiddels dwaal ik (na 4 labradors) met een zwerfhond langs onze dreven en door ons mooie bos. Nee, die eigen fantasiebeelden wil ik niet loslaten. Het liefste zou ik het boek met de zwaar vergeelde bladzijden weer eens lezen in de Nederlandse taal van toen. 1933, een cruciaal jaar voor de wereldgeschiedenis.

Wie had toen durven denken dat tegenwoordig de naam van de eenzame Remi wel eens wordt gebruikt als scheldwoord? Wellicht zal dit, na deze serie gezien te hebben, níet meer gebeuren. Toch schoot het oneerbiedig door me heen, toen ik onlangs midden op de dag door Bergen wandelde, op de stoep voor de Vanilia-winkel. Zo’n vijf meter vóór me liepen twee veertigers, vriendinnen, zo te zien. Ze waren in gesprek, leken de tegemoetkomende oudere dame te zien, maar weken niet uit: de links lopende vrouw botste met haar schouder flink tegen die van de tengere tegenligger. Au. Het tweetal werd boos, terwijl de dame verschrikt opkeek en er terecht geïrriteerd iets van zei. Het had geen effect. Dus knoopte ik een gesprekje met haar aan. We waren het erover eens: het is onvoorstelbaar dat mensen van alle leeftijden tegenwoordig stug met zijn tweeën naast elkaar blijven doorlopen, met als lichaamstaal: “Ik heb het recht hier te lopen en dat blijf ik doen, zoek jij het zelf maar uit.” Als je dat daadwerkelijk doet zonder uit te wijken, is Leiden in last. Hoe moeilijk kan het zijn even “in te dikken”, zodat er plaats is voor drie of vier? Een vriendelijk contactmoment zal volgen, waarbij alle partijen uitstralen: we zien elkaar, geen probleem, samen komen we er wel! Of zelfs: “Jij mag eerst!” Hoe veel leuker is dit, dan het stuurse doorstampen met een hardhandige aanvaring? Waarom gebeurt dit dan toch zo vaak? Ook mij overkomt het, zelfs in het bos, waarbij ik dan door de tegenliggers soms de blubber in gedwongen word, omdat zij te beroerd zijn hun eigen ritme te doorbreken en me anders platwalsen, omver maaien met hun prikstokken. Nu evalueerden de oudere mevrouw en ik in harmonie met elkaar het gebeurde. We waren het erover eens, dat zelfs fietsers per se naast elkaar moeten blijven rijden als ze inhalen of als er een tegenligger aankomt. Waar zijn de beleefdheidsvormen gebleven? Is het echt de bedoeling dat het recht van de sterkste niet alleen in de jungle geldt, maar ook op de openbare weg van het rijke westen? In een gat als Bergen? En dat jij, als underdog, dan de straat op gedwongen wordt, voor “de leeuwen” geworpen, wanneer stoep of fietspad voor drie personen te smal is? Is dit het nieuwe “gebruik maken van de openbare ruimte”? Dan ken ik leukere manieren, zodat je anderen het gevoel geeft ertoe te doen. Een positieve impuls als oogcontact met passanten, een glimlach, de ander voorrang verlenen op kritieke momenten, heelt de wereld, i.t.t. hotsend en botsend door te hobbelen. Neem dan mijn gedroomde, betrouwbare hond, wanneer we al ballend tegenliggers ontmoeten. “We moeten wachten!” roep ik en zie, ze wijkt uit en houdt haar bal vast tot het tweetal gepasseerd is. Gegarandeerd volgt een big smile. Samen op deze wereld is leuker. De eerste maand van 2017 zit erop. Laten we van de rest mooie maanden maken.
 

Oud op hout: 1933-2017, bijna 85 jaar geleden werd dit boek voor het eerst gelezen...
 

Windmills of your mind                                                                                      

Januari is alweer voorbij. De donkere dagen voor kerstmis liggen vers in het geheugen, mede doordat het weer opeens versomberd is. Mijn moeder werd daar altijd wat weemoedig en melancholiek van. De minder fraaie gebeurtenissen en voorvallen passeerden dan bij haar de revue en ze zuchtte wat vaker. Ja, zo’n heel jaar is dan opeens aan het voorbijgaan en te snel zijn die eerste weken ook vervlogen. Narigheid onthouden mensen vaak beter dan blije gebeurtenissen. Misschien omdat verdriet er op de een of andere manier dieper op inhakt. 

Zelf heb ik veel moeite met onrechtvaardigheid, wellicht omdat hier het lot niet de overhand in heeft. Onrecht vraagt om mensenwerk en vileine timing. Eerlijkheid is een groot goed. Door ón-eerlijkheid kunnen mensen je veel aandoen, vanwege grote ego’s, jaloezie, nijd, of zelfs angst. Of juist uit een gebrek aan compassie, deemoed en onbaatzuchtige liefde. Dat kan veel leed of stress veroorzaken. Terwijl we meestal allemaal zonder erom te vragen sowieso al porties leed krijgen toebedeeld.

Zo heeft zich in onze lieflijke dorpen anno 2016 ook weer genoeg voorgedaan. Dat kan bijna niet anders. Een jaar is lang en dus kan er van alles gebeuren. Soms ben je voordat je het weet verzeild geraakt in een conflict. Hoe mooi zou het zijn wanneer mensen juist in die donkere dagen milder werden, hun (probleem met) macht aan de wilgen zouden hangen, om zo met dat beetje geluk te strooien, waaraan we allemaal behoefte hebben.

Voorlopig hebben in december alleen de blije Pieten rondom Sinterklaas en zijn schimmel volop gestrooid en mijn hond had derhalve het geluk wat klef geregende pepernoten te vinden die zij vrolijk kwispelend van de straat likte. Het principe van gelukkig maken is eigenlijk net zo eenvoudig als in deze alinea omschreven. Soms heb je er totaal geen erg in dat je spontaan iets doet, waar anderen blij van worden, mits je het doet met positieve intenties. Zo werd ik eens erg blij toen ik op een zaterdag langs de mooie molen van Schoorl liep. De wieken waren met vlaggetjes versierd, de nationale driekleur wapperde in de wind en de vrouwelijke molenaarsleerling  zette een taart op de buiten neergezette tafel, waaromheen diverse stoelen stonden. Hier ging duidelijk iets gevierd worden, naar ik later begreep was dat de verjaardag van de meester-molenaar. Maar terwijl ik er alleen maar langsliep raapte ik iets van dat rond draaiende geluk op, want hoe bijzonder is het dat er nog altijd ook jonge mensen zijn die in hun vrije tijd een jarenlange opleiding volgen om onze eeuwenoude monumentale molens in functie te houden? Los van het feit dat de vrolijkheid ervan afspatte, iets waaraan ik juist gedurende donkere dagen behoefte heb.
Dus op de terugweg liep ik er weer langs om nog wat van dat geluk zomaar op te kunnen vangen. Er werd gespeecht, een heel gezelschap luisterde, klapte na afloop om de feestvreugde te verhogen en enkelen zwaaiden ook naar mij, naar zomaar een passant. En ik dacht: sommigen krijgen dan misschien een klap van de molen, maar je kunt er ook wat lichter van worden, alsof de vrijkomende wind jou zoevend even een zetje geeft in de goede richting, op weg naar alweer een nieuw jaar, het zoveelste op rij, 2017, het millennium op drift. Eigenlijk zou iedereen – vooral in deze periode – open moeten staan voor juist de vrolijkheid die soms voor het grijpen ligt. Moeten we zelf niet ook gepavoiseerd en wel door het leven te wieken, net als die molen in feestelijke stand? Alle akkefietjes opvegen, bij het grof vuil zetten en léven? Zijn we het niet verplicht aan alle mensen die ziek zijn, of die een ander tragisch lot moesten ondergaan? Of aan hen die terecht zijn gekomen in ambtelijke molens die niet meer zijn te stuiten omdat de wind uitsluitend geblokkeerd wordt?

Dan liever “the windmills of your mind”, een gouden liedje waarvan ik me de versie van de blinde José Feliciano uit 1969 nog goed herinner: Like a clock whose hands are sweeping past the minutes of its face, and the world is like an apple whirling silently in space, like the circles that you find in the windmills of your mind!
Nu is januari al bijna voorbij. Laten we onze eigen gedachten sturen door af en toe aandacht te hebben voor kleine dingen om te voorkomen dat we met zijn allen doordraaien…  

De Schoorler molen in de zomer
aan het einde van de middag
Deze column verscheen - iets anders van opzet - in december 2016 in het Bergens Nieuwsblad