donderdag 29 mei 2014


Eendenleed                                                                                       

Vaak hoor je dat dieren niet zouden kunnen voelen. Bij een paard en een hond zou het nog wel kunnen, zeggen ze. Zij reageren op hun baas met emotie. Bijvoorbeeld als die na weggeweest te zijn terugkomt. Een paard kan dan blij hinniken of schrapen met de voorbenen, een hond kwispelt. Apen zijn eveneens gevoelig – wist je dat het DNA van chimpansees voor 98% overeenkomt met het onze?

Dat vissen pijn kunnen voelen, is onderhand wetenschappelijk bewezen. Zo’n haak in hun bek van iemand die langs de waterkant naar ze hengelt, voelen ze dus wel degelijk. Nooit geweten wat de lol ervan is, die dieren te vangen en dan prompt terug te gooien. Het zal je gebeuren. Mag je verder zwemmen met een pijnlijk gehemelte. Ellendig, hoor.

Vorig jaar was ik er op de A9 getuige van, dat ook eenden een uiterst rijk gevoelsleven hebben, al wordt misschien het tegendeel beweerd. Niets van geloven! Ze kunnen volledig van de rel zijn als hen iets overkomt. We reden er twee banen breed met zijn allen aardig op los. Vlak voordat we de tunnel indoken, voltrok zich een drama. Ik zag het gebeuren, minderde vaart. Een moedereend met in haar kielzog een stuk of 6 jongen die er al een paar weken met elkaar op hadden zitten, dreigde de drukke weg over te steken. Hardop riep ik: “Nee! Nee, niet doen, uilskuiken, nee!”

Had ik nog cabrio gereden, dan had het wellicht geholpen. Niet geweten, dat mijn stemvolume zelfs mijzelf zo kon verbazen. Maar ik reed in een dichte auto en moedereend bracht haar plan gewoon ten uitvoer. Ze werd vrijwel meteen aangereden. Omdat de meesten van ons, automobilisten, erop voorbedacht waren, kon iedereen anticiperen, meeremmen met de meute, een enkeling week uit en gelukkig kon dat zonder brokken te maken. Zo zag ik toen ik het bloedige tafereeltje passeren moest met tranen in mijn ogen toe, hoe de zes jonge eendjes kwetterend en snebberend om hun dode moeder heen sprongen, als om haar aan te moedigen op te staan, toch alsjebliéft op te staan – “mama, toe! Mama, alsjeblieft, kom, wat doe je nou, mama, wat is er toch?”

Niemand kon acuut stoppen, we moesten wel de tunnel in. Ik hoopte vurig, dat achter ons iemand het verkeer kon tegenhouden om die zes kleintjes (of hoeveel ervan over waren) te redden. Sindsdien denk ik er meteen aan terug, wanneer die kleine donsjes weer rondzwemmen in onze wateren. Nooit zag ik in zulke luttele seconden zo verschrikkelijk veel leed, angst, afschuw, hoop. Zoveel emotie in die kleine lijfjes.

Dieren geen gevoel? Maak dat de kat wijs!

dinsdag 27 mei 2014


Ter overname aangeboden: Zomerwoning.

Tijdens tuinwerkzaamheden stuit ik dikwijls op slakken. Zij zuigen zich vast aan het groen dat ik aanpak en zo vaak mogelijk zet ik ze een eindje verderop terug. Dat doe ik ook als ze zich uit de Kliko proberen te werken. Wat maakt dat nou uit, een gaatje meer of minder in het gebladerte? Bij ons géén slakkendood of andere enge ellende. Bij ons kunnen de natuurlijke vijanden van deze slijmerds met een gerust hart nog wel eens hun slag slaan en een snaveltje meeprikken. Ik mag graag zien hoe een ekster het huis van zo’n slak tegen de tegels stukslaat en met smaak de inhoud oppeuzelt. Het betekent dat er in ons buitensysteem een leuk evenwicht heerst.

Bij de heel kleintjes die ik vind, moet ik extra voorzichtig zijn, want zo’n minihuisje knijp je gemakkelijk kapot. Dat overkomt me soms zelfs als ik ultra oppassend ben. En elke keer hoop ik dan maar, dat zo’n ukkepuk in staat is opnieuw kalk af te zetten ter reparatie van zijn onderkomen. Of dat hij zijn moeder nog terugvindt. Maar misschien zijn slakken direct na hun geboorte op zichzelf aangewezen?

Helaas ram ik toch wel eens ergens doorheen. Die beestjes zijn natuurlijk onomstotelijk het slachtoffer van mijn haast en onoplettendheid. Ook mijn WA-verzekering biedt geen soelaas. Dat ze behoorlijk zelfredzaam zijn en niet dom, ontdekte ik onlangs.

Een slak met beschadigd huis – ik weet het, mijn fout van vorig jaar of zo, sorry! – scharrelde tussen de kleine maagdenpalm en stuitte op een leegstaande woning! Hij heeft een bezichtiging aangevraagd, het object en de belendende percelen secuur verkend, wellicht een bod gedaan.

Hoe het afliep, weet ik niet. De plichten riepen. Hij deed ook alles met zó’n slakkengangetje. De wijzers van de klok liepen sneller. Het lege huis vond ik later terug. Ik heb het bewaard ingeval iemand t.z.t. een zomerwoning wil betrekken. Aan zee, hè. Dus extra aantrekkelijk. Zegt het voort.



Kinderroof in Schoorls Bos

Gevonden op mijn pad: een ogenschijnlijk gaaf vogeleitje in prachtig helturkoois. Wat eigeel aan de buitenkant. Foute boel. Van dichtbij bekeken, bleek de schaal gruwelijk doorboord en leeg. Stropers weten het wel. Wat je vers haalt, smaakt naar meer.

Met het tere, nu gebroken zeegroen in mijn hand loop ik door, denkend aan het arme zanglijsterpaar, dat tevoren dagenlang een kleine kraamkamer had klaargemaakt. Met zorg en toewijding, af- en aanvliegend. Zingend in het avondlicht. Blij met het ei dat spoedig gelegd werd. En daar zit je dan. Heb je opeens kind noch kraai. Hoewel… een béétje lijster zit om laatstgenoemde uit ervaring niet verlegen. Waarschijnlijk was juist die kraai de brute boosdoener die het gezang van dit onfortuinlijke vogeltje nog in de kiem gesmoord heeft. Wat nu? Een lege nestsyndroom? Uithuilen en opnieuw beginnen?

Waarom weet ik niet. Misschien alleen vanwege dat turkoois met kleine bruine stipjes. Thuis maakte ik in elk geval ter nagedachtenis aan dit verstoorde leven een zoet tafereeltje, een soort “eierschaal op schaal”, zal ik maar zeggen. Eén troost: hoe tegenstrijdig dit dan ook mag klinken, dit onbegonnen jong stierf een natuurlijke dood. De dader is nog voortvluchtig.


Zonder illustratie ook geplaatst op www.damespraatjes.nl 

vrijdag 16 mei 2014


Hoe kon ik de wind vergeten?

Zijn moeder zat op de grond, de inhoud van de hobbykast lag om haar heen. Henrico trof haar zo aan na een alarmerend telefoontje van een verzorger van het verpleeghuis, waar ze woonde. Hij boog zich naar haar toe. Een betrokken zoon.

            ‘Maak je iets voor mij, mama, net zoals vroeger?’ Hij streelde haar krullen.          

            ‘Ja. Wacht. Zie je het? Ik vouw een land van vierkanten, kneed het van blanke klei. Lava. Koraal. Of nee! Geef me een hand strandzand. Eén is genoeg.’ Ze lachte voor zich uit, greep tussen de attributen op de grond. ‘Kijk! Ik schik er water omheen, schoonheid die je meteen pakt. Nu buig ik van gaas in groen en blauw – van dráád buig ik golven, van tule in turquoise vorm ik het. Ruik je het? De zee die ik vertrouw.’ Henrico knielde neer, keek alleen maar, omdat hij haar zo niet kende en toch alles van haar terugzag.

            ‘Straks strooi ik er leven over uit,’ riep ze. ‘Vuisten vol stuiters van glas, glimmende stenen – vissen, precies zoals het was.’ Zijn moeders handen maaiden tussen de lapjes stof, het papier, de kralen en pailletten. ‘Ik graaf uit schuim een schat op aan herinneringen!’ Ze hief haar hoofd, de ogen gesloten. Op de gang riep iemand, ergens sloeg een klok. Henrico telde de slagen. Drie, vier.          

            Herinneringen? dacht hij. Om deze tijd kwam hij als kind uit school, wachtte zijn moeder om met hem te knutselen.

             ‘Zo schets ik de zon, die brandt: dit, dit is mijn eiland!’ Haar gezicht vertrok van pijn. Voetje voor voetje liet zij zich naar haar bed leiden, zakte weg in de kussens.

            ‘Warm. Het is te warm.’ Henrico pakte het tijdschrift van de nachttafel, waaide haar koelte toe. De pagina’s ritselden als palmblad. Hij zag de afbeeldingen. Een reisgids. Hoe kwam zij daaraan? Verre bestemmingen. Mozambique. De Antillen, de Caraïbische Zee.

            ‘Eindelijk thuis,’ zuchtte ze met een lach. ‘Want hoe kon ik de wind vergeten?’
 
 
Een eerder geschreven gedicht boog ik om, verbouwde ik, verstelde ik 
om dit korte verhaal te kunnen vertellen
voor mijn moeder en mijn tantes, mijn vroegere hospita en
voor iedereen die te maken krijgt of heeft met dementie.
     

donderdag 15 mei 2014


O, dennenboom…                                                                                             

Als je handen kunnen maken wat je ogen zien, dan ben je een bevoorrecht mens. Dat mag ik zeggen, als voormalig handenarbeidlerares, die gedurende tien jaar in Roelofarendsveen leerlingen van een huishoudschool mocht volgen. Je kon zien hoe die meisjes onder jouw begeleiding in vier jaar tijd jongvolwassen vrouwen werden. Ze bakten taarten, spraken leuk Engels en Duits, waren thuis in Wiskunde, konden gezonde maaltijden bereiden die heerlijk smaakten, maakten hun eigen kleding en vonden het leven een uitdaging. Bij mij genoten ze van hun creatieve uitingen, maar ook technische vaardigheden waren vereist. Je ontdekte dat vrijwel al die meisjes afzwaaiden “met twee rechter handen”, terwijl ze daarnaast wisten van wanten. Een mooi vak, handenarbeid. Terwijl ik het beroepsmatig tegenwoordig meer zoek in woorden, mag ik tussen de bedrijven door graag mijn handen laten wapperen en oog houden voor de vaardigheden van de mensen om me heen.

Zo liep ik vanwege het ouder worden van mijn hond onlangs door het Berger Bos via een mij onbekend pad. Wij waren langeafstandslopers, die jaren de uiterste randpaden volgden zonder de route ooit af te snijden. Zo’n ochtend in het Bergense groen verveelt nooit, al volg je een vast patroon en al ben je er maar even. Dat bleek.

De nieuw ingeslagen weg deed geen afbreuk aan mijn positieve gevoelens, die heus niet alleen ingegeven zijn door jeugdsentimenten: daar speelden we “Landje veroveren”, dáár liet mijn vader zijn reuzenvlieger op. En hier ving onze hond een fazant.

Op de voet gevolgd door mijn van ouderdom hijgende viervoeter, stond ik opeens als aan de grond genageld. Bijna botste het dier tegen mij aan. Wie bekijkt er dan ook zomaar een boom? Maar ik vond dit dan ook het meest verrassende dennetje ooit. Begonnen als eik heeft iemand, toen de stam het wellicht na een storm begaf, gedacht dat je niet elke boom vertwijfeld mag vellen en ruimen. Met vaardige handen verzaagde hij het eikenhout tot een stilistisch dennenboompje. De lentedag dat ik hem ontdekte zette de zon zijn takken in een koperen gloed. Wonderschoon! Hulde aan deze bevoorrechte houthakker.

 
Deze blog stond ook als column in het Bergens Nieuwsblad
 

vrijdag 9 mei 2014


have I told you this before
have I told you before how lucky I am
to be able to just take my bike
for a ride to the village, the dunes and the sea
for a trip to a city quite near
with exquisite buildings, clean and complete
such a feast to take part of this beauty

have I told you before how peaceful it is
to be able to walk in the woods
where birds sing their songs
and bumblebees buzz,
unexpected and yet so modest
whilst the wind in the trees of the wealds I’m crossing,
makes the leaves slightly tremble, and tossing

this first green of spring filters light, scatters sun
and I smile, laugh out loud heading home
in my mind thousand words want to be heard   
even more if I haven’t told this before:

how wonderful silence can be in your life
surrounding you on your bike
like a blanket of softness and sparkling pure colors
they make you feel safe and secure
you’re able to breathe without fear, without rage
            no bombs, no war, no rows, or loud screaming
of people in pain and distress –
when watching tv I feel sad

who knows what is best in a world full of sorrow
tomorrow will come as it gets
but the profits of peace for you and for me
are a privilege of infinite value
 
so: have I told you before how lucky I am
and all of us – really – should be?
                       Copyright © May 2014 Giselle Ecury
 
                                                      Photograph © Summer 2012 by Giselle

woensdag 7 mei 2014


AIX – als je dit woord hóórt, frons je toch even de wenkbrauwen… als je het zíet, word je blij…

Vanochtend bereidde ik mijn ochtendyoghurt met de heerlijke Granola van Nicolette Bok. Ik was alleen thuis, de telefoon van echtgenoot Han ging en ik nam hem even aan. Een bekende.
            “Ik wou Han even spreken over die ex,” zei hij. Oeps. Zodra ik echter na luttele seconden de naam van de beller op het scherm van de iphone in verband kon brengen met “díe AIX”, ging mij een licht op. Maar laat ik eerlijk zijn: hahaha, het was toch even schrikken. Mijn gespreksgenoot moet het gehoord hebben, even haperde er iets tussen ons. Dus vertelde ik hem, dat zijn rosé voorkomt in mijn laatste roman, “De rode appel”. Gezondheid!

Al toe aan een AIX?


Lees er dan het bijpassende fragment bij, dat ik voor deze pagina heb ingekort bij: [...]

Uit: “De rode appel”, © Giselle Ecury 2013, uitgeverij In de Knipscheer

Misschien heeft Eric me vaker belazerd, dacht ik. Zonder dat ik er acht op sloeg. En nu ik hem betrapt heb, weet ik me geen houding te geven. Ik moet me erop concentreren dat ik niet te geforceerd doe. […]

            De maan was rond en donkergeel boven de daken uitgeklommen om zich in vol ornaat aan me te laten zien – een lampion om met Sint-Maarten snoep mee op te halen. Mijn rosé was lauw geworden. Uit  de ijskast pakte ik de fles om het restant in mijn glas te kunnen koelen met een verse scheut van de drank. Het eenvoudige etiket toonde in zwarte hoofdletters de naam AIX. ‘Ex,’ liet ik het woord een keer of twee ketsen tegen de wanden van de kamer. Het drong diep tot me door, botste tegen mijn organen aan – ik was vergeten dat ik ze had – en verwondde mij hoog in mijn maag, […]

            Bij thuiskomst drukte ik Eric achteloos met zijn neus op het feit dat de Sushishop zich in een volkomen ander stadsdeel had bevonden dan het bedrijf waarvoor hij werkte. […]

            Al pratende hing ik zijn colbert over een stoel. Ik legde placemats neer, de naturel linnen omdat ik die het leukste vond, dronk mijn wijnglas leeg, hief de fles naar hem op.

            ‘Al toe aan een Ex?’ vroeg ik, met nadruk het woord op zijn Nederlands uitsprekend. Ik hield de fles met op het etiket de merknaam naast mijn gezicht, observeerde zijn zich ontwikkelende ontreddering. Dat was het wat ik las in de onrustige oogopslag, de afhangende schouders van de man met wie ik zo’n eeuwigheid getrouwd was. Toch constateerde ik, dat zich eveneens een lichte verbazing openbaarde in zijn houding. De vage vraag ‘hoe zij dat nou kon weten?’ Of ten minste een ‘zij moest eens weten!’ Verbeeldde ik me dat? Zolang ik me hierop concentreerde, voelde ik geen pijn, geen angst. […]
ISBN978-90-6265-817-6