Pleister op de wond
Vrijdagochtend. Normaal
gesproken schrijf ik dan mijn column voor Het Bergens Nieuwsblad. Maar mijn
hoofd staat er niet naar. Zaterdag ga ik naar een begrafenis van iemand die me
heel dierbaar was en die in vroegere jaren zeer belangrijk geweest is in het
leven van mijn in 2004 overleden moeder. Ik wil zelf voor hem een bloemstuk
maken, er zijn nog wat andere verplichtingen en de afspraak bij mijn kapster
wil ik niet alwéér afzeggen.
Terwijl zij mijn haren
wast, stel ik me voor dat ze ook mijn gedachten uitspoelt. Die zijn overal en
nergens. Daarom lukt het zeker niet. Ze manoeuvreren zich, wars van shampoo en
conditioner, gewoon overal tussendoor. Ze zijn even bij die bloemen – wit met
blauwpaars, vind ik. Bij de rit richting Breda – bijtijds weg! Bij andere
vriendinnen die in een moeilijke fase van hun leven verkeren of die juist net
een kerngezond kleinkind kregen. Als de dag van gisteren herinner ik me, hoe ze
hun eigen baby voor het eerst aan mij toonden. De jaren, hoe bewust doorleefd
dan ook, razen voort.
Zo is het plotseling dan
toch zaterdag geworden en ben ik onderweg naar die begrafenis. Mijn TomTom
vertelt mij exact hoe ik rijden moet. Ondertussen kijk ik naar de weg, naar het
verkeer dat op dit tijdstip betrekkelijk kalm aan mij voorbij glijdt, zodat er
ruimte is voor mijmeringen. Mijn auto voert me langs plaatsnamen waar veel
herinneringen liggen, omdat ik op diverse plekken in ons land heb gewoond.
Regelmatig doe ik ze aan, vanwege allerlei vriendschappen. De waarde daarvan
bracht mijn moeder mij al vroeg bij. Hoe je ze ondanks de afstand onderhoudt,
zodat ze een levenlang meegaan. Met aandacht. Aandacht voor elkaar, voor de
gebeurtenissen die over en weer plaatsvinden. Met liefde, steeds méér liefde.
Want van lieverlee wordt vriendschap verwantschap. Je hebt elkaars vader en
moeder gekend, die zo nodig een pleister plakten op de knie die je in hun tuin
stukviel. Met een kusje toe. Troostrijk. Sommigen zagen me als een bonuskind.
Nauwelijks lasten, want na verloop van tijd ging ze weer naar huis, u kent dat
misschien. Zelf vind ik het dierbaar wanneer wij in elkaar soms onverwacht iets
terugzien van onze ouders. Zelfs al zijn het trekjes, waar je vroeger samen
hard om moest lachen, terwijl je uitriep: “Zo word ik nooit, hoor!” Grappig,
hoe de geschiedenis zich verpletterend kan herhalen.
Terwijl ik
achtereenvolgens de Lek, de Bovenmerwede en de Bergsche Maas overbrug – het
lijkt een wereldreis – zijn er veel vriendinnen en gebeurtenissen mijn revue
gepasseerd. Veel landschappen ook, waarvan ik de schoonheid heb mogen
ondervinden. Dat goudgeel van het bloeiende koolzaad in Zuid-Holland, de
vrolijk dartelende lammeren in het sappige voorjaarsgras van vele weilanden, de
uiterwaarden. Zwemmen met mijn drie labradors bij het stille strandje van de
rivier tussen Sleeuwijk en Werkendam. Het onnoemelijke schouwspel van de
ondergaande zon, weerspiegeld in dat gestaag voort stromende water. Het knotten
van wilgen in eindeloos berijpte landerijen. Zoveel rijkdom in alleen maar één
– naar ik hoop nog heel lang onvolbracht – mensenleven.
En dan: een laatste
stoplicht, een saaie woonwijk, de prachtige kerk waar ik moet zijn in het hier
en nu. Hoe dierbaar is het dat je het vertrouwen wint van de vrienden van je
ouders, zodat ze je onvoorwaardelijk omarmen. Dat je die vriendschappen zomaar
mag overnemen en cadeau krijgt, opdat je postuum leert losse verbanden te
begrijpen.
Tot ten slotte ook van
deze vriend het laatste uur geslagen heeft en je in de stoet meeloopt naar zijn
graf. In zijn hart rusten onbetwist duizenden herinneringen, een schatkist vol.
Daartussen glinstert wat van degene uit wie ik voortkwam. Hoe wonderlijk dat
iets van mij zich daar tegenaan mag schurken. Dat maakt de dood opeens een
beetje minder pijnlijk. Hoe nabij kun je elkaar zijn? Door er zo naar te kijken
is dit misschien een verse pleister op de wond? Wellicht ook voor u... Van
harte wens ik iedereen, die het nodig heeft, troost toe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten