Je kunt toch wel dansen, al dans je niet met de prins
Deze uitdrukking gebruikte mijn moeder graag, misschien
omdat ze zelf was opgegroeid in de wereld van dans en ballet en er zo van
hield. Elke keer, wanneer ik iets grensverleggends wilde doen, legde ze hem
voor mijn voeten: Je kunt toch wel dansen… Eroverheen springend danste ik, al
mocht ik, vreemd genoeg, nooit op ballet. Die wereld werd me alleen gegund toen
zij en mijn vader me bij mijn geboorte de naam Giselle gaven, hun meest
geliefde ballet. Ook namen ze me al op jonge leeftijd mee om het te zien. Maar
daar bleef het bij. Dat heeft me niet gefrustreerd.
Het was en blijft bijzonder naar dit sprookje vernoemd te
zijn. Met gevoel voor drama en romantiek wérd ik in de loop der tijd meer en
meer “Giselle”. En net als bij het boerenmeisje uit dit ballet van Petipa verliep
het in de liefde voor mij ook niet altijd naar wens. Lelijk was ik niet. Maar
misschien juist daarom waren het niet altijd de oprechtste mannen die mij
probeerden te veroveren. Dat heeft me gevormd, mensenkennis gebracht en veel
stof tot schrijven, zegt het positieve in me. Een enkele keer echter gebiedt
mijn gevoel voor rechtvaardigheid me, dat het me ook tot wanhoop had kunnen
brengen. Dan was het me wellicht vergaan als de Giselle uit het gelijknamige
ballet, die erachter komt dat de prins haar het hof maakte, terwijl hij uit
hoofde van zijn achtergrond haar nooit had kunnen huwen.
Naamgeving is meer dan uitsluitend een formaliteit. Daar
ben ik van overtuigd. Een naam vult iets in dat verder gaat. Zo noemde ik eens
een schattige labradorpup Banjer. Hij groeide voorspoedig op, maar schuinsmarcheerde
de boel bij elkaar, verwekte heel wat puppies en deed alles wat verboden was,
bleek me echter ook om de pink van één poot te kunnen winden. Wat een humor en
charme, wat een Banjer!
En zo kan ik niet anders doen dan met een tikje weemoed erkennen
dat ik zelf in de loop der jaren heel erg een Giselle was en bleef. Dat werd enige
jaren geleden toch maar mooi bevestigd toen ik na een interview met ballerina Daniela
Cardim voor het Vriendenmagazine van Het Nationale Ballet met haar wachtte bij
de lift ergens onder in het gebouw van het Muziektheater. Danser Jozef Varga,
die ik een jaar tevoren gezien had als de prachtige en innemende prins in het
ballet Giselle, schreed de hoek om en voegde zich bij ons. Het klinkt gek, maar
het had iets magisch. Want is het geen waarachtig toeval, dat van alle leden
van dit balletgezelschap juist hij op dat moment verscheen? We groetten elkaar.
Je weet niet, wat ik weet, prins Albrecht, dacht ik,
terwijl ik nog eens heimelijk naar hem opkeek. Je staat naast Giselle! De lift
tilde ons naar de eerste etage. Een korte rit. Als ik iets wilde zeggen, dan
moest het nu!
‘Ik heb je natuurlijk herkend, Jozef, als de prins uit
Giselle,’ zei ik in het Engels tegen hem. ‘Graag zou ik me aan je voorstellen.’
Even wachtte ik. Hij keek me verrast en licht vragend aan toen we elkaar de
hand schudden. ‘Want weet je, ik ben Giselle – de échte Giselle,’ veranderde ik
mijn intonatie en gezichtsuitdrukking veelbetekenend. Jozef kleurde licht,
lachte en boog even galant zijn hoofd.
‘Don’t fall in love,’ zei hij. ‘You’re too sweet to die young!’ We stopten, hij
knikte hoffelijk. De liftdeuren schoven haast geruisloos open. En achter mij weer
dicht. Mijn moeders geliefde uitdrukking sprong in mijn gedachten op als een duveltje
uit zijn doosje. Maar met evenveel gemak walste ik er in mijn voordeel
overheen. Ik kon dan misschien niet met hem dansen, maar dit was toch mooi wel
de prins! En ik had met hem gesproken en even meegelift…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten